Menu English

‘Culturalistische valkuilen’

  • Cultuur als excuus voor een falende (zorg)praktijk; cultuurverschillen zijn de verklaring voor problemen in de zorg aan migranten.
  • Culturele generalisaties leiden tot vooringenomenheid en ‘hokjes denken’.
  • Waarden, gewoonten, gedrag van ‘de ander’ zijn onbespreekbaar, worden niet bevraagd.
  • Persoonlijke kenmerken (intersectionaliteit) en zorgbehoeften worden over het hoofd gezien.
  • Zorg wordt nagelaten en/of bij voorbaat al ingevuld.

Ook in de zorgverlening komen cultuurrelativistische en culturalistische benaderingen voor. Zorgverleners verwijzen dan naar de cultuur van het herkomstland die zij veronderstellen bij zorgvragers met een migratieachtergrond. Dit gebeurt vaak als zij verklaringen zoeken voor het doen en denken van de zorgvrager wanneer de zorgverlening niet goed verloopt of de zorgvrager niet (goed) wordt bereikt. Cultuur is dan min of meer excuus voor een falende (zorg)praktijk. Cultuurrelativistische verklaringen door professionals in de zorgverlening kunnen leiden tot zogenaamde ‘culturalistische valkuilen’. Dit zijn valkuilen die ontstaan wanneer er (te) veel focus wordt gelegd op cultuurverschillen door zorgverleners. Dit werkt in de hand dat zij aannames en generalisaties doen over de zorgvrager met een  migratieachtergrond. Het ‘denken in hokjes’ kan dus leiden tot stereotypen en vooringenomenheid.

Een eerste valkuil is dat het een brede blik ontneemt op de sociale context en veranderingen bij migrantenfamilies in Nederland. Er wordt genegeerd dat culturele opvattingen en gebruiken bij migrantenfamilies veranderlijk zijn en niet zonder meer klakkeloos worden voortgezet in volgende generaties. Daarnaast wordt over het hoofd gezien dat migrantengroepen heterogeen zijn. Er wordt geen rekening gehouden met verscheidenheid bij zorgvragers met een vergelijkbare migratieachtergrond op het vlak van persoonlijke kenmerken, identiteit, ontwikkeling, voorkeuren, ervaringen en capaciteiten. Deze verscheidenheid wordt ook wel intersectionaliteit genoemd. Intersectionaliteit heeft invloed op verwachtingen en behoeften van een zorgvrager, onafhankelijk van iemands etnische en culturele achtergrond. Het is ook medebepalend voor de toegang tot de zorg die iemand nodig heeft.

Een andere valkuil is dat (culturele) waarden, gewoonten en gedrag van een zorgvrager met een migratieachtergrond door een culturalistische benadering onbespreekbaar worden, niet bevraagd of ter discussie gesteld. In de praktijk kan dit er toe leiden dat een zorgverlener een zorgvrager met een migratieachtergrond benadert vanuit bepaalde vooronderstellingen waar de zorgvrager zich niet in zal herkennen. Ook kan dit leiden tot handelingsverlegenheid bij zorgverleners. Dat wil zeggen datsituaties die nadelig zijn voor zorgvragers onderschat worden en genegeerd zoals zorgvragers die zorgwekkend zorg mijden of zorg die ondermaats is voor de zorgvrager als gevolg van vastgelopen mantelzorg vanuit de vooronderstelling dat de familie de zorg zelf wil blijven regelen.

De belangrijkste valkuil is dat culturele vooringenomenheid een open blik naar de zorgvrager met een migratieachtergrond en de communicatie over persoonsgerichte zorgbehoeften kan belemmeren. Een voorbeeld is dat vaak bij voorbaat wordt aangenomen dat cultuurspecifieke voorzieningen het meest passend zijn voor ouderen met een gedeelde migratieachtergrond wat betreft herkomstland en religie. In cultuurspecifieke voorzieningen werken professionals met een migratieachtergrond als die van de ouderen en zij spreken de taal van het herkomstland. Daarnaast zijn het eten, de huiselijke inrichting, omgangsvormen, religieuze praktijken en activiteiten afgestemd op tradities die ouderen in het dagelijks leven gewend zouden zijn. Cultuurspecifieke voorzieningen kunnen voldoen aan zorgwensen en -behoeften van ouderen met een specifieke migratie- en etnische achtergrond maar dat is zeker niet vanzelfsprekend. De wensen en zorgbehoeften van de oudere migrant hangen ook af van hoe iemand heeft geleefd in Nederland en persoonlijke achtergronden en voorkeuren. Ook is het stadium van de dementie medebepalend voor welke zorgbehoeften van ouderen belangrijk zijn.

Vaak zijn zorgverleners zich niet bewust van culturele vooringenomenheid en de valkuilen in hun handelswijze naar de zorgvrager met een migratieachtergrond.

Praktijkvoorbeeld Rotterdamse project ‘Oudere migranten met vergeetachtigheid of dementie en hun familie’

'Culturalistische valkuilen'
Meneer Demir van Turkse afkomst met dementie wordt vanzelfsprekend geplaatst op een dagbestedingsgroep voor islamitische ouderen van Turkse en Marokkaanse afkomst. De medewerkers op de groep hebben dezelfde migratieachtergrond als die van de ouderen. De ruimte is ingericht met 'traditionele' meubels en aankleding waaronder Arabische teksten uit de koran. Er worden eigen gerechten gekookt en er zijn activiteiten waarin ook aandacht is voor het islamitisch geloof. Maar meneer Demir gaat iedere keer als hij er is aan de wandel naar een andere dagbestedingsgroep die er naast zit met in Nederland geboren ouderen. Hij gaat daar bij de ouderen zitten ondanks dat hij door de dementie geen Nederlands meer spreekt en alleen nog de Turkse taal. De coördinator vertelt dat zij in een gesprek hierover met zijn familie er achter is gekomen dat meneer Demir nooit praktiserend moslim is geweest en jarenlang een nachtclub had in het uitgaanscircuit in Rotterdam. Hij werkte en leefde tussen de in Nederland geboren Rotterdammers. Het was een eyeopener voor haar dat zij bij de intake van ouderen met een migrantieachtergrond beter moet doorvragen naar hoe iemands persoonlijk leven is geweest en wat iemand prettig vindt.
(Uit een praktijkbezoek aan een zorgorganisatie met cultuursensitieve dagbesteding voor verschillende groepen ouderen. Naam van meneer is fictief.)

'De afdeling daar is Surinaams. Hij zit daar maar ja, ik moet je eerlijk zeggen het is soms toch dat een van die zusters die daar lang werkt die kent hem. Die kan goed met hem en de anderen zijn bang om bij hem te gaan. Ik moet je eerlijk zeggen, het is een Nederlandse zuster. Als mijn man boos is, altijd gaat zij goed met mijn man. Ik denk dat de andere zusters dat als ze binnenkomen op de kamer dat ze niet weten hoe ze met mijn man moeten praten. Maar die mevrouw die komt binnen, want soms zit ik daar, en dan doet ze: ''hey meneer Augustinus hoe is het!?'' En dan praat ze een paar woordjes Papiamento. En dan begint ze een beetje zo, en mijn man blijft maar kijken. Dan gaat het goed. En dan een glimlach en zegt hij: je bent gek hoor. Je bent loco, loco. En dan ziet ze dat hij rustig is, hij begint een beetje bij te komen. Ze brengt hem eten of ze geeft hem wat. Maar ze gaat niet naar de douche, even wachten laat hem maar zo en dan gaat ze weer andere dingen doen en dan komt ze bij hem. Kom we gaan douchen. Netjes aankleden en dan gaan we een sigaretje roken. Ja en dat gaat goed. Maar andere Antilliaanse meisjes zeggen altijd: Frank (uw man) is moeilijk. Ik moet je zeggen hij is moeilijk met die dementie. Maar toch die Nederlandse zuster gaat goed met hem.'
(Uit een interview met mantelzorger met een Antilliaanse achtergrond. Naam van meneer is fictief.)