Ga terug naar: Hoofdstukken overzicht - Onderwerpen Hoofdstuk 4
- Mantelzorgers zijn:
- Directe naasten: partner, (schoon)dochters/zonen, zus e.a.
- Overwegend vrouw maar ook man
- Vaak samen- of in de buurt wonend bij familielid met dementie
- Mantelzorg hangt af van beschikbaarheid van familieleden:
- Gelegenheid hebben (‘kunnen’): woonafstand, persoonlijke levensinvulling e.a.
- Mantelzorgmotieven (‘willen’): morele zorgplicht, persoonlijke band, zorgcompetenties, reciprociteit e.a.
- Mantelzorg is een bewuste keuze met meerdere motieven
Wie zijn mantelzorger?
In het onderzoek van het project ‘Oudere migranten met vergeetachtigheid of dementie in Rotterdam' wordt mantelzorg verleend door (directe) naasten van de oudere met dementie of geheugenproblemen. Dat zijn echtgenoten, kinderen, aangetrouwde kinderen en soms kleinkinderen. Maar ook zijn er enkele voorbeelden van verdere familieleden die mantelzorg geven zoals een zus of nicht. Het merendeel van de mantelzorgers zijn vrouwelijke familieleden. Het algemene beeld is ook vaak dat mantelzorg een vrouwenaangelegenheid is (zie o.a. Ahmad, 2022). Het onderzoek van het project ‘Oudere migranten met vergeetachtigheid of dementie in Rotterdam' laat een iets ander beeld zien. Er zijn wel degelijk ook situaties waar mannelijke familieleden mantelzorger zijn. Meestal gaat het dan om de zorg voor (schoon)vaders maar er zijn ook enkele voorbeelden van zonen die zorgen voor hun moeder. Ook komt het voor dat een zoon de belangrijkste mantelzorger (spilzorger) is voor zijn vader of moeder.
Gelegenheid hebben voor mantelzorg
Ondanks dat oudere migranten met (signalen van) dementie meestal worden verzorgd door directe naasten is het niet altijd vanzelfsprekend dat familieleden beschikbaar zijn. Verschillende factoren spelen een rol of zij gelegenheid en motivatie hebben. Een belangrijke factor is de woonsituatie van de oudere. Familieleden die bij de oudere in huis wonen zijn vrijwel altijd mantelzorger. In veel situaties zijn dat echtgenoten. Maar dat kunnen ook dochters of zonen zijn die soms met hun beide ouders samenwonen. In verschillende situaties hebben zij nooit op zichzelf gewoond maar woonden nog in het ouderlijk huis. Maar ook zijn er voorbeelden van dochters of zonen die weer bij de oudere zijn gaan wonen om mantelzorg te kunnen geven of andersom de oudere bij hen in huis. Mantelzorgers die niet samenwonen met de oudere voor wie zij zorgen, wonen vrijwel altijd bij hen in de buurt. Enkele uitzonderingen zijn ouderen die alleenwonend zijn en waarvan mantelzorgers niet in de buurt wonen. Deze ouderen hebben vaak een klein sociaal netwerk. De mantelzorger die op afstand woont is voor hen doorslaggevend om thuis te kunnen blijven wonen.
Ook is een voorwaarde dat familieleden mantelzorg kunnen combineren met de invulling van hun eigen leven. Zo kan een verre woonafstand ook reden zijn waarom mantelzorg niet haalbaar is, maar eveneens de zorg voor een eigen gezin, werk en/of studie en eigen psychosociale- en gezondheidsproblemen. Het kan ook voorkomen dat een familielid zich genoodzaakt voelt om mantelzorg te verlenen omdat andere familieleden niet beschikbaar zijn. Familieleden houden soms ook mantelzorgtaken af omdat zij andere opvattingen hebben over de zorg voor de oudere dan de familieleden die mantelzorg verlenen. Voorbeelden zijn meningsverschillen over de diagnose dementie, het inzetten van professionele zorg thuis of verpleeghuiszorg.
Mantelzorgmotieven
Mantelzorgmotieven van familieleden zijn eveneens belangrijk: wat hun beweegredenen zijn om te gaan zorgen voor een ouder familielid met dementie. Die beweegredenen zijn niet altijd bewust, persoonsafhankelijk en kunnen dan ook uiteenlopen tussen mantelzorgers. Vaak hebben mantelzorgers meerdere motieven tegelijk.
Er wordt vaak gedacht dat het zorgen voor een directe naaste in migrantenfamilies een morele verplichting is. Een verantwoordelijkheid die vastligt vanuit culturele en relgieuze waarden (zie o.a. Ahmad, 2022). In het onderzoek van het project ‘Oudere migranten met vergeetachtigheid of dementie in Rotterdam' komt dit motief voor een deel terug in de verhalen van mantelzorgers. Echtgenotes zorgen als vanzelf voor hun partner vanwege de huwelijksband. Dochters en zonen vinden soms ook dat het zorgen voor ouders een vaststaand gegeven is, dat zij iets terug moeten geven van de ouderlijke zorg die zij als kind hebben gekregen. Het komt ook voor dat de oudere zelf de verwachting uitspreekt dat hun kinderen voor hen zorgen omdat zij dat ook voor hen hebben gedaan. Zonen en dochters willen hen dan niet teleurstellen. Maar er zijn ook voorbeelden dat ouderen er juist niet vanuit gaan dat hun kinderen voor hen zorgen omdat die hun eigen leven hebben met hun gezin en werk.
Ook andere beweegredenen om mantelzorg te verlenen spelen een rol. Zo zijn er mantelzorgers voor wie liefde voor hun ouders een belangrijk motief is. Die liefde is voor hen onvoorwaardelijk, en staat soms zelfs boven de liefde voor eigen kinderen en de partner. Ook een sterke persoonlijke band met de oudere kan meespelen. Die bijzondere band hadden mantelzorgers al voordat er sprake was van dementie of geheugenproblemen en zorgafhankelijkheid bij de oudere. Dit kan een motief zijn voor zonen en dochters, maar soms ook voor aangetrouwde kinderen (schoondochters, schoonzonen). Nog een ander motief is dat mantelzorgers aangeven dat zij competenties hebben vaak door opleiding of werkervaring. Maar het komt ook voor dat familieleden talent hebben voor mantelzorgtaken die zij als vanzelf op zich nemen.
Mantelzorg is voor veel familieleden een weloverwogen keuze. Familieleden maken een afweging tussen hun beschikbaarheid en hun motieven. Soms betekent het dat zij daar (tijdelijke) offers voor doen in hun persoonlijk leven. Zo zijn er voorbeelden van zonen en dochters die hun baan opzeggen, hun studie vertragen of hun vader en/of moeder in huis nemen om voor hen te zorgen. Maar mantelzorgers geven ook aan dat zij veel terugkrijgen voor de zorg die zij verlenen. Dan gaat het om sociale en emotionele genoegdoening en zingeving. Ook ontvangen zij respect in de familie en gemeenschap als ‘goede (schoon)dochter of (schoon)zoon’. Deze positieve gevoelens verlichten de zorglast en geven energie om de mantelzorg te kunnen volhouden.
Beschikbaar zijn
‘Mijn moeder die kon het niet meer. Ik probeerde altijd aanwezig te zijn, want ik woon hier in de buurt. Ik woon in deze straat. In de ochtend na het werk, ging ik naar hen en in de avond was ik er weer, om hem zoveel mogelijk thuis te laten wonen.’
Mantelzorger (v) van oudere met Kaapverdische migratieachtergrond
Een zoon is spilzorger voor zijn vader met dementie bij wie hij in huis woont en daarnaast werkt hij fulltime. ‘Mijn zus die hier in de buurt woont heeft altijd tegengewerkt. Zij wilde nooit helpen. Die zei altijd van, ‘breng mijn vader naar een verpleeghuis, je moet dit (mantelzorg voor vader) niet doen’.
Mantelzorger (m) van oudere met Turkse migratieachtergrond
Motieven
‘Dat zijn mijn broers en ik zorg er voor. Mijn moeder is er niet meer en die zorgde voor haar vier jongens. In de Surinaamse gemeenschap helpen de vrouwen altijd.’
Mantelzorger (v) van oudere met een Surinaamse migratieachtergrond
‘Hij heeft zo goed gezorgd voor mij in mijn kindertijd, zoveel voor ons gedaan. Naar een verpleeghuis zou ik niet hebben toegelaten. Al had mijn moeder gezegd van ‘ik trek het niet meer, het is veel te zwaar’.’
Mantelzorger (v) van oudere met een Turkse migratieachtergrond
‘En dan zegt mijn moeder (tegen mijn vader), ‘wat wil je nou dat zij (respondent) haar hele leven op zij zet’. En dan zegt mijn vader van, ‘eerst je ouders, dan je kinderen en dan pas je man’. Dat is vanuit de cultuur, de zorg voor je ouders. Nog steeds. Eerst je ouders en dan pas de rest.’ Mantelzorger (v) van oudere met een Marokaanse migratieachtergrond
‘Mijn vader woonde eigenlijk het dichtst bij mijn broer. Maar ja niet iedereen kan het (mantelzorg), qua zwaarte maar ook qua instelling. Ik zie dingen die mijn broer niet kan.’
Mantelzorger (m) voor oudere met Turkse migratieachtergrond