Een taalontwikkelende didactiek vereist goed zicht op de manier waarop taal binnen de opleiding en in het vakgebied gebruikt wordt. De onderstaande vragen zijn daarbij behulpzaam:
- Wat zijn voor deze opleiding de taalcompetenties die studenten nodig hebben om succesvol te zijn in hun studie en in het beroep?
- Welke talige taken en beroepsproducten zijn relevant in het beroepsdomein en hoe ziet een goede uitvoering daarvan eruit?
- Welke competenties hebben de studenten al verworven in het toeleverend onderwijs?
- Welke kenmerken of elementen van dat vakspecifieke taalgebruik zijn vaak lastig voor studenten?
Deze inzichten kunnen bijvoorbeeld verkregen worden door het verzamelen en gezamenlijk analyseren van veelgebruikte tekstmaterialen en veelvoorkomende activiteiten uit de beroepspraktijk. Of door beroepsbeoefenaars te (laten) interviewen. Het kan daarnaast goed werken om studenten ook zelf talige beroepstaken en -producten in kaart te laten brengen.
Op grond van deze inzichten kan het opleidingsteam aandacht voor taal gericht meenemen bij de uitwerking van leerlijnen in de opleiding. Het gaat dan om zowel het vormgeven van geschikte, realistische oefen- en assessmenttaken (met gebruik van authentiek materiaal), als om het plannen van gerichte instructie en adequate ondersteuning bij het taalgebruik en de vaktaalverwerving. Deze leerlijnen zijn afgestemd op het toeleverend onderwijs, houden rekening met een diverse talige instroom en bieden daarom ruimte om te differentiëren.