Menu English

Evaluatierapport besluitvorming sluiting bouwdeel C Kralingse Zoom

16 april 2019

In januari 2018 besloot Hogeschool Rotterdam om bouwdeel C van locatie Kralingse Zoom te sluiten, met het oog op de veiligheid van studenten en medewerkers. Deze maatregel werd genomen toen uit onderzoek bleek dat de gevelbekleding niet aan de vereiste brandklasse voldeed. De hogeschool kondigde destijds aan het proces rondom dit ingrijpende besluit zorgvuldig te evalueren en ervan te willen leren. Deze evaluatie is inmiddels uitgevoerd door extern en onafhankelijk bureau Crisislab.

Conclusie onderzoekers: (definitieve) ontruiming was niet nodig

Crisislab concludeert in haar rapport dat de hogeschool heeft gehandeld met de veiligheid van studenten voor ogen, en daarmee geen risico heeft willen nemen. De onderzoekers concluderen ook dat in de besluitvorming van de hogeschool het effect van een eventuele brand centraal stond en er daarbij te weinig is stilgestaan bij de (geringe) kans dat er daadwerkelijk een brand uitbreekt.

“Brandbare gevels hoeven niet per definitie een zodanig gevaar op te leveren dat gebruikers van een gebouw zich niet meer in veiligheid kunnen brengen”, stelt Crisislab. Naar het oordeel van de onderzoekers had de hogeschool in haar besluitvorming nog meer oog moeten hebben voor het samenspel van maatregelen, risico’s en eigenschappen van zowel het gebouw als de gebruikers, om zo tot een integrale afweging te komen. Op basis van een in 2018 ontwikkelde quickscan concludeert Crisislab dat de kans op een brand klein was en dat ontruimen, met de brandveiligheidskennis van nu, niet nodig was. De onderzoekers geven in het rapport wel aan dat de redenering die ten grondslag lag aan het besluit om het bouwdeel in eerste instantie (tijdelijk) te sluiten ‘met de kennis van ‘toen’ goed kan worden gevolgd’.

Met de kennis van nu zelfde besluit genomen

Collegevoorzitter Ron Bormans vindt het goed dat de onderzoekers aandringen op een meer integrale afweging in de besluitvorming, maar mist diezelfde integraliteit in de conclusies van de onderzoekers. “De conclusie is in grote mate gebaseerd op een quickscan die destijds nog niet beschikbaar was. We hebben als hogeschool wel degelijk integraal naar het vraagstuk gekeken en zijn tot de conclusie gekomen dat sluiting, zowel tijdelijk – waar de onderzoekers begrip voor tonen - als uiteindelijk definitief, de beste optie was. De onderzoekers hebben de integrale kostenafweging, de effecten op het onderwijs en het gevoel van veiligheid onder studenten en medewerkers niet meegewogen, terwijl dat voor ons juist voorop staat. Met de kennis van nu zouden we hetzelfde besluit hebben genomen.”

Bormans stelt dat de hogeschool een zorgvuldige en integrale afweging heeft gemaakt in de besluitvorming. “Onderdeel van onze afweging was allereerst de formele staat van de gevelplaten. Daarover waren de onderzoeken destijds duidelijk: tot drie keer toe voldeden die niet aan de vereiste brandklasse 1). Dat feit alleen was nog geen reden om het pand tijdelijk en vervolgens definitief te sluiten. Het was niet mogelijk om op korte termijn technische oplossingen in bouwdeel C te realiseren om de veiligheid te waarborgen. Later bleken die oplossingen financieel ook niet verantwoord, gezien de afschrijftermijn van het bouwdeel. We constateerden verder dat de bezetting 2) in dit bouwdeel eigenlijk te hoog was. Daar moeten we van leren als het gaat om onze manier van roosteren. Het heeft echter ook te maken met het open karakter van de hogeschool, waardoor het aantal mensen in het pand - met name in de open leerruimtes – in zekere mate onvoorspelbaar is.”

De veiligheid van studenten en medewerkers stond in het besluit van de hogeschool voorop. “Het maken van integrale afwegingen is niet gemakkelijk als er levensbedreigende risico’s zijn. Je kunt geen waardebepaling loslaten op het leven van een mens en dat afwegen tegen andere ‘kosten’. Tenminste, ik vind dat niet verantwoord. En als je dat doet, dan weegt dat extreem zwaar.”

Daarnaast is er gekeken naar de continuïteit van het onderwijs. “Onderdeel van onze afweging was ook de impact op het onderwijs bij een eventuele ontruiming. Die impact bleek minimaal, omdat het onderwijs binnen een aantal dagen kon worden hervat in WTC Rotterdam. Ik ben trots op onze mensen: een school sluiten met meer dan 3000 studenten en twee dagen later weer open gaan in een ander deel van de stad, dat verdient een groot compliment.”

Een andere overweging waar de onderzoekers volgens Bormans geen oog voor hebben, is de opvatting van de hogeschool ten aanzien van het pedagogisch didactisch klimaat. “Dat moet te allen tijde veilig zijn. Dat vraagt ook om een veilig gebouw. Niet alleen feitelijk, de mensen die hier werken en studeren moeten zich ook veilig voelen. Als er ook maar een zweem van onveiligheid in een gebouw heerst, kan niemand zich er meer thuis voelen.”

“Daarom hebben we er ook bewust niet voor gekozen om bijvoorbeeld een deel van het pand open te houden. We willen niet dat mensen hier met een ongemakkelijk gevoel rondlopen en zich afvragen of het gebouw wel voldoende veilig is of niet. Dat staat ook haaks op onze toegankelijkheid, we willen studenten juist stimuleren om naar onze gebouwen toe te komen om te studeren.”

“Dat vertrouwen in de veiligheid van het gebouw is gebaat bij transparantie. Ik vind dat studenten en medewerkers het recht hebben om alles te weten. Daarom zijn wij vanaf het begin open geweest over de uitkomsten van het onderzoek van de brandtesten. In het rapport hebben de onderzoekers daar kritiek op, omdat het de besluitvorming volgens hun bij voorbaat heeft bemoeilijkt. Daar ben ik het pertinent mee oneens, het is een fundamentele waarde van onze hogeschool. Wij zullen die moeilijkheid ook altijd blijven opzoeken.”

Besluit ook financieel gezien het meest verantwoord

“De eerder genoemde overwegingen zijn allemaal onderdeel van de integrale afweging die wij hebben gemaakt in het besluit om bouwdeel C te ontruimen en uiteindelijk te sluiten. Tel daarbij op dat de afschrijftermijn 3) van het pand nabij was, waardoor  alternatieve opties 4) financieel niet verantwoord waren. Om het bouwdeel in gebruik te kunnen houden was het noodzakelijk om maatregelen te nemen, zoals het installeren van een sprinklerinstallatie of het vervangen van de gevelplaten. De kosten die dat met zich mee zou brengen waren echter aanzienlijk hoger dan de kosten 5) die we nu hebben gemaakt met het sluiten van het bouwdeel. Ons besluit was dus ook financieel gezien het meest verantwoord." 

Bormans ziet in het rapport wel de zorgvuldigheid terug waarmee de hogeschool van begin tot eind met dit vraagstuk is omgegaan. “Wat ik daarin mooi vind, is dat de professionals in de organisatie hun verantwoordelijkheid hebben gepakt. Naar aanleiding van die vreselijke brand in Londen hebben zij het initiatief genomen om de gevelplaten van onze panden te onderzoeken. Daardoor kwamen de tekortkomingen aan het licht. We hebben snel kunnen handelen, waardoor de impact op het onderwijs beperkt is gebleven. Mede dankzij de begripvolle en constructieve houding van studenten en medewerkers kon het onderwijs twee dagen na de sluiting worden hervat.”

Het rapport brengt volgens Bormans ook een aantal aandachtspunten aan de orde die opvolging vragen. “We hebben dit onderzoek laten uitvoeren om er zelf van te leren. Het leert ons dat we nog kritischer naar ons archiefbeheer moeten kijken en vraagt ons om de besluitvorming in de crisisstructuur nog eens tegen het licht te houden. Ook moeten we beter kijken naar de bezetting van onze gebouwen. We zijn daarin kwetsbaar vanwege het open karakter, maar mogelijk moet ook de roostering beter. Dit en andere aandachtspunten uit het rapport nemen we mee in het plan van aanpak dat naar aanleiding van dit onderzoek wordt opgesteld.”