Menu
    English

    Luisteren

    Wat kan je doen om ervoor te zorgen dat wat verteld wordt niet zo snel uit je hoofd verdwijnt en in kan zetten om effectief te studeren? En wat kan je doen om later in je beroep bekend te staan als een goede luisteraar? Taalassistent helpt je aan de juiste theorie, tools en oefeningen om je luistervaardigheid te verbeteren.

    Luisteren lijkt geen vaardigheid te zijn: het is toch iets wat je gewoon doet? Het klopt dat je de hele dag van alles hoort en je naar mensen luistert, bijvoorbeeld naar een docent tijdens een les of een medestudent met wie je een project bespreekt.

    Als je kijkt naar de driehoek van David Sousa (How the brain learns), dan zie je echter dat maar zo'n vijf procent van de informatie die je hoort echt blijft hangen.

    Beter luisteren, hoe doe je dat?

    In gesprekken

    Goed luisteren doe je voor jezelf: als je de ander begrijpt, is het fijn om van gedachten te wisselen en je merkt dat je het gesprek makkelijk kan onthouden, wat betreft inhoud en sfeer. Ook doe je het voor die ander: hij voelt zich begrepen en kan zijn verhaal bij je kwijt. Hij zal je geïnteresseerd, betrokken en een professionele gesprekspartner vinden.

    Je kan luistertechnieken inzetten om zo’n plezierige gesprekspartner te worden. Met behulp van het ezelsbruggetje LSD kan je verder oefenen.

    Lessen volgen

    De eerste vraag die jezelf zou kunnen stellen is: 'Waarom ga ik naar een les?' Herken jij je in Joris en/of Sarita?

    1. Joris: 'lk volg bijna alle lessen, anders doe ik helemaal niets. Dat helpt me om aan het werk te gaan en ik zie daar andere studenten met wie ik kan praten over de onderwerpen en de opgaven.'
    2. Sarita: 'Lessen volgen geeft me het vertrouwen dat ik alles bij elkaar heb wat belangrijk is. En ik heb er veel aan om naar zo'n les te luisteren, anders moet ik het allemaal lezen in het boek.'
    De belangrijkste redenen om lessen te volgen zijn:
    • Je krijgt een overzicht van de grote lijnen.
    • Je hoort wat de docent belangrijk vindt.
    • Je krijgt voorbeelden en een toelichting op moeilijke punten.
    • Er worden examenonderwerpen behandeld die niet in het boek staan.
    • Je krijgt de exameneisen en aanwijzingen voor het bestuderen van de onderwerpen.
    • Je kunt er luisteren naar de uitleg (vooral belangrijk als je auditief bent ingesteld).
    • Lessen geven je houvast in je studietempo en planning.
    • Je ontmoet daar je medestudenten.
    Door uitleggen leer je

    Studenten leren op allerlei manieren. Door te luisteren, te lezen, opdrachten te maken, anderen iets uit te leggen enzovoort. Door een onderwerp aan anderen uit te leggen leer je veel. Ook leer je veel van persoonlijke ervaring, net als van discussiëren over de leerstof. Ook een goede combinatie van zien en horen leidt vaak tot een goed resultaat. Veel minder effectief is als je alleen over iets leest, of er alleen over hoort of het alleen ziet. Kortom: colleges zijn nuttig, maar om de leerstof effectief te verwerken moet je meer doen dan alleen luisteren naar de docent: lezen, kijken, bespreken en vooral uitleggen aan anderen.

    Bedenk bij het volgen van lessen:
    • wat je ervan wilt opsteken;
    • welke aantekeningen je daarbij moet maken;
    • op welke plek in de collegezaal je het beste kunt gaan zitten.
    Voor, tijdens en na de les

    Wil je maximaal voordeel van lessen te hebben, dan ga je in de VUT (Voorbereiden – Uitvoeren – Terugkijken). Het is heel praktisch als je lessen voorbereidt en je aantekeningen na afloop uitwerkt. Dat kost maar weinig tijd, terwijl het je veel oplevert, vooral bij vakken die moeilijk of omvangrijk zijn. Haal het maximale uit de lessen door ze actief te volgen. Dat bespaart je veel tijd bij de voorbereiding op een examen.

    Vóór de les

    Je kunt de docent beter volgen en ook hoofdzaken en details beter onderscheiden, als je weet welke onderwerpen in welke volgorde behandeld worden. Door een goede voorbereiding ben je ook actiever bezig tijdens de les. Je weet al veel, je brein ordent nieuwe informatie veel beter als je ongeveer weet wat er gaat komen.

    Je moet daarom overzicht houden over de leerstof en die kunnen terugvinden. Door van tevoren oriënterend de pagina's in het boek door te nemen die tijdens de les uitgelegd worden, weet je al ongeveer waar de onderwerpen staan en welke figuren erbij horen. Tijdens de les kun je dan ook gemakkelijker aantekeningen maken. Lees daarom van tevoren de titels van hoofdstukken, paragrafen, figuren, tabellen en grafieken door, plus de inleiding en samenvatting. Het is ook slim om de eerste regel van elke alinea te lezen, want daarin staat meestal de essentie. Als je al vragen hebt, schrijf die dan op.

    Tijdens de les

    Effectief les volgen eist veel van je: het tempo is hoog, je moet tegelijk luisteren, meedenken, selecteren en schrijven. Vaak moet je ook nog lezen wat op de powerpointslides staat of wat op het bord geschreven wordt. Omdat de docent vaak veel leerstof in korte tijd behandelt, hebben veel studenten daar in het begin moeite mee.

    Rode draad

    Tijdens de les moet je je vooral concentreren op het begrijpen van wat de docent zegt en laat zien. Concentreer je op de structuur en de rode draad, de details kun je vrijwel altijd nalezen. Vaak start de docent het college met een overzicht van de structuur van het onderwerp; aan het eind worden de grote lijnen vaak nog eens samengevat.

    In het college staat die soms in de vorm van schema's op het bord of een slide. Maar het kan natuurlijk ook voorkomen dat die structuur onduidelijk blijft en de docent daar geen aandacht aan besteedt of, voor jouw gevoel, van de hak op de tak springt. Goed voorbereiden en zorgen dat je bijblijft is dan des te belangrijker om te profiteren van die lessen. Noteer in elk geval de grote lijnen, de onderdelen waar de docent nadruk op legt en eventuele aanvullingen op het boek of de reader.

    Een les bestaat globaal uit de volgende onderdelen:
    • Inleiding: een aanloop tot de onderwerpen waar het echt om gaat.
    • Kernpunten: de uitleg over feiten, begrippen, verbanden en werkwijzen die belangrijk zijn voor het onderwerp. Vaak is een kernpunt een antwoord op een vraag, bijvoorbeeld: wat is een motivatietheorie, welke kenmerken heeft die, wie gebruikt die theorie, met welk doel?
    • Voorbeelden: gebruikt de docent om een kernpunt toe te lichten, concreet te maken en te laten zien hoe je een werkwijze en een theorie kan toepassen.
    • Terzijdes: zijn niet echt belangrijk voor het onderwerp, maar geeft de docent vooral omdat ze interessant zijn.
    • Herhalingen: geven aan dat iets echt belangrijk is, maar bevatten geen nieuwe informatie.
    • Samenvattingen: laten de grote lijnen zien.

    Na de les

    Het is goed kort na de les je aantekeningen nog eens door te nemen en de inhoud te verwerken. In de eerste plaats is het nuttig om de onduidelijkheden eruit te halen. Die zitten er vrijwel altijd in en nu weet je meestal nog wat er eigenlijk moet staan. Ten tweede krijg je bij het doorlezen van je aantekeningen een beter inzicht in de opbouw van de les dan tijdens die les. Je kunt dan de indeling duidelijker maken door accenten aan te geven en de structuur te markeren.

    Vergelijk je aantekeningen ook met het boek. Voeg zo nodig nog verwijzingen toe. Je kunt dan later de inhoud gemakkelijker verwerken en onthouden. Om de volgende les goed te kunnen volgen, moet je immers bijblijven. Zo grijpen verwerking en voorbereiding in elkaar, wat je ook tijd scheelt. Als je je afvraagt of in je aantekeningen alles staat wat belangrijk is, vergelijk ze dan met die van andere studenten of vraag het na bij je docent.

    Informatie selecteren

    In een lessituatie wordt veel gepraat, in de eerste plaats door de docent, maar ook jijzelf en andere studenten zullen wat zeggen. Het is belangrijk dat je de rode draad van de docent (en eventueel studenten) blijft volgen. Hoe doe je dat?

    Hoe selecteer je de hoofdzaken van de bijzaken?

    A. Kernwoorden of kernpassages worden anders uitgesproken.

    Hoe anders?

    1. Meer intonatie, nadruk op: Inhoudswoorden, de belangrijkste woorden

    Structuurwoorden:

    • Opsommingen: en, bovendien, ook, daarnaast
    • Tegenstellingen: toch, of .... of
    • Ontkenningen: niet, geen, echter, maar
    • Oorzaak en gevolg: omdat, daarom, daardoor
    • Redenering, conclusie: dus

    2. Spreekpauzes:

    • In een zin: wat volgt is belangrijk
    • Tussen zinnen: overgang naar een ander (deel)onderwerp

    3. Spreektempo: hoe langzamer er gesproken wordt, hoe belangrijker de informatie is

    • Dicteerstijl: schrijf wat gezegd wordt letterlijk op. Bijvoorbeeld een definitie.
    • Langzamer dan normaal: schrijf in eigen woorden op. Let op kernwoorden. Het gaat om de hoofzaken.
    • Normaal / snel: niet opschrijven. Het gaat om voorbeelden, anekdotes, opmerkingen tussendoor, een zijspoor.

    B. Non-verbale signalen:

    • Gebaren, houding, gezichtsuitdrukking ondersteunen dat er iets belangrijks wordt gezegd.
    Informatie selecteren = je concentreren op hoofdzaken.

    Het mooie aan oefenen met luisteren is dat je dat de hele dag door kan doen. Wil je wat meer oefenen met luisteren naar een docent/spreker, zoek dan op de Universiteit van Nederland naar een onderwerp dat je interessant vindt en houd bovengenoemde aanwijzingen in je achterhoofd.

    10 luistertips

    Wat de ander wil zeggen laat je ook door hem of haar zelf vertellen. Je gaat dus niet het verhaal van de ander onderbreken, omdat jij denkt te kunnen voorspellen wat de ander uit gaat spreken. Van wie is de uitspraak dan anders? Hoe moeilijk het soms ook is, maar je houdt in principe je mond als de ander praat.

    Het is handig om belangrijke zaken te noteren als je naar iemand luistert. Je kunt je daardoor beter concentreren en structuur aanbrengen in dat wat je hebt gehoord.

    In plaats van met je ogen rond te dwalen, kun je beter kijken naar de lippen van de ander als die spreekt (en naar de ogen kijken wanneer je aan het spreken bent om de reactie van de ander te zien op wat jij vertelt). Iemands ogen geven aan hoe hij of zij zich voelt. Ogen kunnen sprankelen, bedroefd staan of glimmen van blijdschap. We hebben fijngeknepen ogen als we boos zijn of ons gefrustreerd voelen, hangende oogleden als we moe zijn.

    Als je naar iemand luistert moet je met je volle aandacht zijn bij wat de ander zegt. Problemen die je op het moment van het gesprek in je eigen leven ervaart als deadlines, gezondheidsklachten en privéproblemen moet je mentaal uitschakelen. Als dat niet lukt is stress onvermijdelijk.

    Je kunt zo bezig zijn met dat wat je zelf wil vertellen, de manier waarop je iets wil zeggen of welke woorden je moet gebruiken - dus je eigen boodschap - dat je het verhaal van de ander mist. Een goede voorbereiding helpt dit te voorkomen.

    Je haakt makkelijk af als het verhaal van een spreker ingewikkeld wordt voor jou. Als je merkt dat dat gebeurt heb je juist extra informatie nodig en moet je meteen aanvullende vragen stellen.

    Een spreker voelt goed aan wanneer hij echte aandacht van de luisteraar krijgt. Niet of gebrekkig luisteren is onbeleefd, vooral als de ander iets belangrijks vertelt en heeft er vaak mee te maken dat de luisteraar te veel op zichzelf is gericht. Alleen beleefd zijn is onvoldoende en sprekers voelen dat je niet oprecht luistert. Zoek dus actief naar voor jou interessante onderwerpen, zodat je ook werkelijk en met oprechte interesse kunt luisteren.

    Dit heeft met het volgende te maken. Iemand komt binnen en alles wat gezegd wordt pas je in een pasklaar schema. Dat het om jouw eigen bevooroordeeld schema gaat heb je zelf niet in de gaten. De stukjes van de puzzel die minder blijken te passen leg je apart. Maar het is juist vaak deze afwijkende informatie die bijvoorbeeld een probleem compleet maken voor je gesprekspartner. Deze over het hoofd zien is gevaarlijk voor jou als luisteraar, omdat de spreker zich achteraf niet begrepen voelt. Dus wat je hebt gehoord niet te snel inpassen in de beschikbare structuur en check zo nu en dan of je het verhaal van de ander goed begrijpt.

    Onbewust roept een bepaalde manier van spreken van de ander soms negatieve gevoelens op: te traag, te vlug, verkeerd taalgebruik, 'bekakt' spreken. Ook de fysieke verschijning van iemand kan je afleiden. Concentreer je op de kern (verbaal en non-verbaal) van het verhaal. Je houdt de aandacht erbij door je steeds weer af te vragen: "Wat bedoelt hij/zij nu precies?". Als je met deze vraag bezig bent, ben je ook weer bezig met de boodschap.

    Als iemand aan je vraagt of je tijd hebt voor een gesprek, moet je jezelf afvragen of je ook echt tijd hebt om op dat moment naar zijn of haar verhaal te luisteren. Als dat niet het geval is, dan moet je het gesprek verplaatsen. Zet tijdens het gesprek je mobiel op trillen en onderbreek een gesprek niet vanwege een lichtgevend scherm. Geef de face-to-face conversatie hogere prioriteit. Doe alsof je mobiel niet bestaat, dan geef je je gesprekspartner het gevoel dat hij of zij ontzettend waardevol is.