Menu English

Hoger beroepsonderwijs 2030: ‘Docenten kunnen digitaal veel meer dan ze denken’

10 februari 2021

In deze serie nemen we een kijkje achter de schermen bij de bundel ‘Hoger beroepsonderwijs in 2030’, die onlangs is verschenen. In de derde aflevering zoomt lector Fleur Prinsen in op digitale pedagogiek en didactiek.

Al ver voor de coronacrisis hield Fleur Prinsen zich bezig met onderzoek naar online leeromgevingen. In 2007 promoveerde zij op een onderzoek naar verschillen tussen leerlingen bij online samenwerkend leren. Ze is daarnaast al vier jaar lector Digitale Didactiek bij de hogeschool en sinds 2018  betrokken bij een landelijk actieplan voor onderwijsvernieuwing met ICT in het hoger onderwijs. Door de pandemie is het onderwerp alleen nog maar actueler geworden en zijn de ontwikkelingen op dit gebied in een stroomversnelling gekomen. Ze was dus de aangewezen persoon om samen met collega Carlos van Kan (lector Pedagogiek) het hoofdstuk ‘Worden we straks vervangen door edubots?’ te schrijven voor de bundel.

Het antwoord op die vraag van dat hoofdstuk lijkt mij ‘nee’, want als het gaat om pedagogiek en didactiek moet je elkaar toch écht in de ogen kunnen kijken of een hand op iemand z’n schouder leggen?

“Dat klopt. Online kun je niet even aan iemand zijn of haar bureau gaan staan of een student diep in de ogen kijken om erachter te komen hoe die zich op dat moment voelt. Maar er zijn voldoende digitale manieren om een kijkje te krijgen in de leefwereld van een student. Vergeet niet dat zij al in een soort hybride wereld leven, waarin ze offline en online vaak met elkaar afwisselen. Ze zijn het gewend om zich via digitale kanalen te uiten. Wij van een oudere generatie hebben dat vaak wat minder goed onder de knie, maar er zijn genoeg manieren om bijvoorbeeld empathie te ontwikkelen.”

Kun je een voorbeeld noemen?
“Een docent vertelde me dat hij in de klas altijd lastig contact kreeg met een stille student die altijd helemaal achterin ging zitten. Maar dankzij digitale kanalen durft hij zich plotseling wel te uiten en weet hij de docent regelmatig te vinden met vragen en opmerkingen. Online zijn er veel meer manier om met elkaar in contact te komen dan in de fysieke wereld. Digitaal ben je niet afhankelijk van plaats en tijd. Zo hoor ik van docenten dat studenten het erg prettig vinden om een spraakbericht of video te ontvangen met feedback, precies zoals zij zelf gewend zijn om te communiceren.”

Toch staan niet alle docenten te juichen als het gaat om onderwijs op afstand.
“Dat is begrijpelijk. Er is de afgelopen maanden veel veranderd, niet alleen in de manier van lesgeven. Ook moesten docenten vanuit huis werken, een plek die helemaal niet is bedoeld om te werken. We leven in een pandemie, dat kan behoorlijk wat stress veroorzaken. Verder kwamen ze er wellicht achter dat hun didactische strategieën niet meer werkten, omdat alles online plaatsvond. En dat wil niemand, daar kunnen we duidelijk in zijn. Niemand wil alléén maar online lesgeven. We willen een ideale mix van dingen die goed gaan bij onderwijs op locatie en wat goed gaat in een online leeromgeving. Om hier helder over na te denken kunnen we het ook omdraaien: wat is de noodzaak van lesgeven op locatie? In bepaalde gevallen is dat niet noodzakelijk en wellicht zelfs minder effectief. We hebben de afgelopen tijd gemerkt dat kennisoverdracht prima online kan plaatsvinden. Maar ook voor samenwerking, verdieping en zelfs vaardigheidsonderwijs worden steeds betere tools ontwikkeld om dat op afstand te kunnen doen.”

Hoe hard gaat die ontwikkeling?
“Als we op een gegeven moment weer kunnen terugkeren naar de klaslokalen, zullen veel docenten in eerste instantie terugvallen op hun oude werkwijze. Ze zullen het erg prettig vinden om weer door het lokaal te lopen en hun studenten recht in de ogen aan te kunnen kijken. Zo’n periode is denk ik voor veel docenten ook nodig om bij te komen van wat er allemaal gebeurd is. Maar al snel zullen ze dingen gaan missen, die ze tijdens het onderwijs op afstand hebben ontdekt en onder de knie hebben gekregen. Ze zullen zich realiseren dat er een mix te maken is die beter werkt. Sommige docenten geven dat nu reeds aan, en zeggen ook dat ze best een paar dagen thuis willen blijven werken”

Hoe schat je de situatie na Covid-19 in?
“Dat verandert met de dag. Elke keer ontdek ik weer nieuwe inzichten en oplossingen. Maar als ik dan hoor dat ons College van Bestuur zich wil gaan richten op hoe we zo goed mogelijk blended onderwijs kunnen gaan aanbieden, dan stemt mij dat uiteraard heel positief. Er zijn van ‘onderaf’ al heel veel partijen bezig op dit gebied en die zijn het afgelopen jaar dichter bij elkaar gekomen. Als er dan ook nog van ‘bovenaf’ signalen komen dat het waardevol is om te kijken hoe we blended learning moeten aanpakken, is dat heel hoopgevend. Uit onderzoeken blijkt dat blended onderwijs betere resultaten oplevert dan volledig onderwijs op afstand of volledig fysiek onderwijs.”

Heb je ter afsluiting nog een tip voor docenten die dit interview lezen?
“Lees vooral het hoofdstuk ‘Het docentschap van de Toekomst’ van de bundel ‘Hoger Beroepsonderwijs in 2030’. Daarin wordt door de schrijvers een mooie aanpak beschreven voor docenten om aan de hand van negen relevante trends na te denken over waar ze uiteindelijk op uit willen komen op dit gebied. Neem vooral contact op met de schrijvers van het hoofdstuk, zodat we er samen over kunnen nadenken.”

Suggesties

De volgende hoofdstukken van de bundel hebben een raakvlak met het onderwerp 'het leren van de toekomst':

  1. Naar 2030: versterk het oordeelsvermogen van aanstaande professionals (Frans Spierings, Peter Troxler, Marleen Goumans, Liek Voorbij, Arjen van Klink en Jeroen Chabot)
  2. De opkomst van alternatieve onderwijsmodellen (Daan Gijsbertse)
  3. Is merkbaar ook meetbaar? Onderwijskwaliteit met een grote K (Ellen Klatter)
  4. Interdisciplinair praktijkleren: living Labs hebben sterke papieren (Walter Baets)
  5. Worden we straks vervangen door edubots? Ontwikkelingen in digitale didactiek en pedagogiek (Fleur Prinsen en Carlos van Kan)
  6. Het docentschap van de toekomst (Justien Marseille, Manon Mostert-van der Sar en Eva Visser)

 

De bundel

De omgeving van het hoger beroepsonderwijs is volop in beweging. Veranderingen in de maatschappij, het werkveld en het onderwijsstelsel volgen elkaar niet alleen in hoog tempo op, maar versnellen en versterken elkaar ook steeds vaker. Dat is voelbaar in de klas, in de docentenkamer en aan de bestuurstafel. En het dwingt hogescholen om zich gedegen voor te bereiden op wat de toekomst (mogelijk) nog meer van hen verwacht.

Daarom heeft Hogeschool Rotterdam haar lectoren gevraagd om over het hoger beroepsonderwijs in 2030 na te denken, met deze bundel als resultaat. Met maar liefst 26 toekomstverkenningen en -visies van lectoren rondom de thema’s ‘maatschappelijke opgaven en transities’, ‘voorbereiden op een veranderend werkveld’ en ‘doel en functie van het onderwijs’ worden de belangrijkste ontwikkelingen, bezien vanuit alle domeinen die Hogeschool Rotterdam rijk is, in kaart gebracht. In het laatste deel worden deze bijdragen samengevat in vier overkoepelende scenario’s die schetsen hoe het hbo er in 2030 uit zou kunnen zien. Daarmee beoogt deze bundel iedereen die aan de toekomst van het hoger beroepsonderwijs werkt te bewegen tot en te inspireren bij een goede voorbereiding. Maar nodigt hij vooral uit om daarover in gesprek te gaan en zo de toekomst samen vorm te geven.

De bundel ‘Hoger beroepsonderwijs in 2030’ lees je hier.