Menu English

Leesstrategieën

Een tekst kun je lezen ter voorbereiding van een college, een tentamen, een project of bijvoorbeeld een onderzoek. Daarbij is het belangrijk dat je goed kijkt naar specifieke tekstkenmerken, zoals de tekststructuur en de tekstsoort.

Als je daarnaast je leesdoel hebt bepaald, dan kun je een leesstrategie bepalen: de manier waarop je een tekst leest. Voor diverse tekstvormen en leesdoelen zijn er verschillende leesstrategieën.

1. Oriënterend lezen

Als je wil kijken of de tekst interessant of bruikbaar voor je is, lees dan de tekst oriënterend. Dan weet je wat het onderwerp is en waar specifieke informatie in de tekst staat. Je kunt dan bepalen of je verder wil lezen en of de tekst bruikbaar voor je is. Hoe lees je een tekst oriënterend?

  • Bekijk snel de titel, de tussenkopjes, de bron, de lengte van de tekst;
  • Bepaal tekstsoort, -doel, bron, leespubliek, structuur, onderwerp en moeilijkheidsgraad;
  • Lees globaal de inhoudsopgave;
  • Bekijk de illustraties/tabellen/grafieken;
  • Bekijk de opmaak van de tekst: welke woorden zijn vetgedrukt, gecursiveerd of onderstreept?

2. Zoekend lezen

Wil je antwoorden op vragen of specifieke informatie vinden, lees dan de tekst zoekend. Je leest niet de hele tekst maar je gaat direct op zoek naar de informatie die je nodig hebt. Hoe lees je een tekst zoekend?

  • Zoek in catalogi en computerbestanden geschikte titels van boeken.
  • Zoek via inhoudsopgave, register, gidswoorden, trefwoorden de juiste pagina.
  • Lees nu globaal tot je de juiste informatie hebt gevonden.
  • Lees nauwkeurig dat gedeelte van de tekst die de informatie bevat die je zoekt.

3. Globaal lezen

Als je je niet alleen wil oriënteren op een tekst, maar ook wil weten wat de hoofdgedachte en de globale inhoud van de tekst is, lees dan de tekst globaal. Als je de tekst globaal gelezen hebt, weet je ook welk gedeelte van de tekst je eventueel intensief wil lezen. Hoe lees je een tekst globaal?

  • Lees de inleiding en het slot helemaal.
  • Lees de eerste en de laatste zin van tussenliggende alinea's;
  • Bepaal voor iedere alinea de hoofdgedachte.

4. Intensief lezen

Wil je de gehele tekst of een tekstgedeelte echt begrijpen, de hoofdzaken en bijzaken kunnen onderscheiden en de verbanden tussen paragrafen en/of alinea's begrijpen, lees dan de tekst intensief. Hoe lees je een tekst intensief?

  • Bepaal per alinea de hoofdgedachte en vervolgens de belangrijkste uitwerking ervan;
  • Kijk naar de structuur van zinnen en de verbanden tussen zinnen en alinea's;
  • Zoek de betekenis van moeilijke woorden op of probeer de betekenis ervan af te leiden.
  • Zoek naar signaalwoorden die het verband tussen de paragrafen/alinea's duidelijk maken;

Een overzicht van veelgebruikte signaalwoorden:

  • Ook, tevens, bovendien, daarnaast, niet alleen, behalve, ten tweede, verder (nevenschikking, opsomming).
  • Maar, echter, niettemin, toch, desondanks, anderzijds, anders dan, in tegenstelling tot (tegenstelling).
  • Bijvoorbeeld, zo, zoals, onder andere (voorbeeld, toelichting).
  • Aanvankelijk, eerst, voordat, nadat, daarna, vervolgens, toen (chronologie).
  • Doordat, omdat, want, omdat, aangezien, immers, daardoor, bijgevolg, daarom, dus, opdat, dan ook (oorzaak/gevolg, reden).
  • Kortom, met andere woorden, anders gezegd, dat wil zeggen (samenvatting).daartoe, teneinde, om te, door te, door middel van, middels, daarmee (middel).

5. Studerend lezen

Wil je een tekst grondig bestuderen ter voorbereiding op een tentamen? Lees dan de tekst studerend.
Hoe lees je een tekst studerend?

  • Lees de tekst oriënterend (onderwerp) en intensief (deelonderwerpen en eventueel hoofdgedachte);
  • Maak tentamenvragen;
  • Maak een samenvatting;
  • Probeer of je opgestelde vragen kunt beantwoorden;
  • Lees je samenvatting enkele malen door.

6. Kritisch lezen

Wil je een oordeel vormen over de tekst, en niet zozeer de inhoud en de argumentatie kunnen reproduceren, dan lees je de tekst kritisch. Het gaat er nu om of de tekst volgens jou een al dan niet overtuigende en belangrijke bijdrage vormt aan een wetenschappelijk of maatschappelijk debat. Je kijkt in hoeverre de bron betrouwbaar is en maakt onderscheid tussen feiten en meningen: je kijkt of bijvoorbeeld de argumentatie klopt en correct onderbouwd is. Soms is het hierbij nodig andere bronnen te raadplegen.

Onderstaande vragen helpen je bij de oordeelvorming:

  • Wie is de auteur? Geldt hij als een expert? Heeft de auteur al eerder op dit terrein gepubliceerd?
  • Bij welke uitgeverij, in welk tijdschrift, of in welke bundel is de tekst verschenen?
  • In hoeverre is de tekst actueel? Hoe kun je een minder recente tekst vertalen naar de actualiteit?
  • Op welke bronnen baseert de auteur zich?
  • Zijn de interpretaties van de gegevens aannemelijk?
  • Baseert de schrijver zijn argumenten op feiten? Zijn de argumenten voldoende onderbouwd? Worden er voldoende tegenargumenten besproken en worden deze voldoende weerlegd? Zijn er onbehandelde argumenten of tegenargumenten op te voeren?
  • Laat de schrijver alle mogelijke visies aan bod komen?
  • Wat voegt de tekst toe aan andere publicaties die je over dit onderwerp hebt gelezen?