Menu English

Van hype naar realiteit: blockchain en de effecten op mkb in de keten

Publicatiedatum: 17 oktober 2018

In dit project werkt het lectoraat Supply Chain Finance van Hogeschool Windesheim in samenwerking met het Kenniscentrum Duurzame HavenStad van de Hogeschool Rotterdam aan de volgende centrale onderzoeksvraag: Hoe kunnen mkb’ers vaststellen wat de kansen en bedreigingen zijn van blockchain toepassingen op hun positie in ketens?

Toon:

Onderhavig onderzoek is een typisch praktijkgericht ontwerponderzoek.
Het ontwerpgerichte onderzoek kent een kennisstroom die wordt opgebouwd met een literatuurstudie die bijdraagt aan (generieke) oplossingsrichtingen (Andriessen, 2011).

Praktijkstroom
De nadruk ligt echter op de praktijkstroom die interacteert met de kennisstroom. Via de praktijkstroom kunnen generieke oplossingsrichtingen getest worden en aangepast worden om te kunnen werken in specifieke situaties die voor individuele bedrijven gelden. Het gaat vooral om kwalitatief onderzoek. Het doel is een interventie in een bestaande praktijksituatie: de blockchaintoepassing.
De nieuwe kennis die wordt opgedaan op basis van informatie over deelnemende mkb’ers, wordt gebruikt om tools te ontwikkelen die de toegankelijkheid tot blocktoepassingen kunnen verbeteren. Deze tools, zoals een quickscan of interventiestappenplan, moeten ook mkb’ers buiten het onderzoek kunnen ondersteunen bij het vaststellen van de kansen en bedreigingen van blockchain op hun positie in de keten. 

Meervoudige casestudie
Voor dit onderzoeksproject is een meervoudige casestudie gekozen als onderzoeksmethode. Case studies als methoden passen bij de exploratieve aard van dit onderzoek (Yin, 2009). Wanneer de theoretische basis voor onderzoek nog beperkt is, zoals in dit geval met blockchain, zijn case studies over het algemeen een geschikte methode (Edmondson & McManus, 2007). De deelnemende bedrijven worden onderzocht als aparte cases, waarna de inzichten en resultaten van de verschillende bedrijven vergeleken worden in cross-case analyses.

Er is een selectie van cases gemaakt, waarbij in eerste instantie gefocust wordt op drie sectoren: pharma, food en logistieke dienstverlening. De uitgangspunten voor de selectie van cases  zijn daarnaast gebaseerd op de zes supply chain doelstellingen, zoals genoemd door Kshetri (2018).

Voor iedere case wordt een apart team opgezet met vertegenwoordigers van het bedrijf en een onderzoeker. Waar mogelijk, wordt het team aangevuld met studenten die meedoen aan het project voor hun stage of afstudeeropdracht en hierbij door de onderzoekers worden begeleid. Deze studenten kunnen een extra dimensie toevoegen doordat zij langere tijd bij de dagelijkse gang van zaken van een bedrijf betrokken zijn.

Methode casestudies
Binnen de casestudies worden verschillende methoden gebruikt en wordt informatie verzameld vanuit verschillende gegevensbronnen, zowel primaire als secundaire bronnen (zie Tabel 1). Denk aan interviews, maar ook documenten als contracten, beleidsplannen en jaarverslagen.
De informatie uit al deze bronnen wordt vergeleken door middel van kwalitatieve analyse. Er wordt gebruik gemaakt van ‘mixed methods’, waarbij de kern ligt bij een kwalitatieve analyse die deels onderbouwd wordt met kwantitatieve data (Hesse-Biber, 2010). Met een literatuurstudie wordt een eerste aanzet gedaan om archetypen te ontwikkelen, om huidige goederen-, geld- en informatiestromen in kaart te brengen, en om blockchain mogelijkheden te systematiseren die verbeterslagen in deze stromen teweeg kunnen brengen. Voor elke use-case is een protocol, bestaande uit drie deelonderwerpen. Er wordt gestart met het bepalen van relevante actoren en het in kaart brengen van bestaande relaties, waarna relevante bedrijfsdocumenten worden geïnventariseerd. Vervolgens wordt de huidige staat van processen in kaart gebracht, en vergeleken met een gewenste staat na invoering van blockchain technologie. 

Tabel 1: Case study protocol

 


Op grond van een gap-analyse worden vervolgens de technische ledgerconstructen bepaald die, afhankelijk van de mate van participatie van de actoren, zullen worden uitgewerkt in meerdere scenario’s met de daarbij behorende procesmodellen. Nadat de studies bij de bedrijven zijn voltooid, wordt een cross-case analyse uitgevoerd om de verschillende cases te vergelijken en te ontdekken of er patronen zijn (Eisenhardt, 1989).

In de cross-case analyse wordt onderzocht of er generieke kennisinzichten zijn op het gebied van het procesmodel. Daarnaast wordt door middel van workshops met de bedrijven en betrokken kennisinstellingen gekeken naar wat de overeenkomsten en verschillen zijn binnen de cases.

Pragmatische validiteit is de belangrijkste vorm van validiteit in ontwerpgericht onderzoek (Van Burg, 2011). Het sterkste bewijsmateriaal is te verkrijgen door veldtesten, het testen van het ‘ontwerp’ binnen het toepassingsdomein (Weber et al., 2011). Omdat het onderzoek sterk gericht is op het praktisch gebruik van de tools die uiteindelijk worden opgeleverd, wordt nagegaan in welke mate het mkb de tools relevant en praktisch toepasbaar vinden in de dagelijkse praktijk. De tools, in de vorm van quickscans, scenariomodellen, procesmodellen of stappenplannen, worden ontwikkeld op basis van de inzichten die worden opgedaan uit de case studies. Deze tools worden getest, ook bij mkb’ers buiten het project. Na evaluatie wordt het ontwerp van de tools waar nodig aangepast. Er vindt dus een herhaalde cyclus van ontwerpen, evalueren en aanpassen plaats (Van Aken, 1994). De hele onderzoeksaanpak staat weergegeven in onderstaand figuur.

 

Figuur 1: Overzicht samenhang onderzoeksactiviteiten