Menu English

“Pedagogiek moet een belangrijkere plek krijgen in het onderwijs”

Carlos van Kan over zijn rol als lector Pedagogiek

28 mei 2020

Carlos van Kan werkt binnen Kenniscentrum Talentontwikkeling als lector Pedagogiek aan het versterken van pedagogische professionaliteit. Wat houdt dat precies in en hoe gaat hij te werk?

Waarom is het lectoraat Pedagogiek in het leven geroepen?
“In het onderwijs worden didactiek en pedagogiek vaak in één adem genoemd en soms ook als één geheel gezien. Maar het zijn wel degelijk heel verschillende dingen. Pedagogiek geeft richting aan het onderwijs: hoe kijken we naar de leerlingen en waar hopen we dat ze uiteindelijk terechtkomen? Als je die doelen eenmaal hebt vastgesteld komt de didactiek om de hoek kijken: hoe gaan we dat doen en welke instrumenten gebruiken we daarvoor? Bij lerarenopleidingen gaat de meeste aandacht vaak uit naar dat laatste: de inhoud van het vak. Er moet iets geleerd worden. Maar waarom moeten leerlingen dat leren? Waarom vind jij het als leraar belangrijk dat ze dat leren? Dat zijn de pedagogische vraagstukken. Die kant is bij de meeste lerarenopleidingen onderontwikkeld. Gelukkig is hier de laatste jaren steeds meer aandacht gekomen en ik ben blij dat Hogeschool Rotterdam met die stroom mee wil en dit lectoraat heeft ingericht. We willen de pedagogische professionaliteit binnen de lerarenopleidingen vergroten.”

Wat is pedagogische professionaliteit?
“Dat bestaat voor mij uit drie pijlers. Ten eerst het pedagogisch bewustzijn. Leraren hebben niet te maken met goed/fout-situaties, ze voeren geen protocollen uit. Ze zijn geen schenkers van centraal gezette koffie. Laat ik het even op mezelf betrekken om dat te verduidelijken. Ik woon met mijn gezin in een dorp en toen mijn zoon naar het voortgezet onderwijs ging hadden we twee opties: of hij gaat naar de school in het dorp of hij gaat naar een school in de grote stad. Mijn partner vond dat het wellicht prettig voor hem zou zijn om in een vertrouwde omgeving deze stap te maken. Leren kost hem veel energie, dus als hij ook nog een stuk naar de grote stad moet fietsen, is hij nog meer energie kwijt. Daar viel iets voor te zeggen. Maar mij leek het prettig dat hij zijn wereld juist zou vergroten. Beide opties hadden een bepaalde vorm van wenselijkheid. Ze waren allebei niet goed of fout. Dat komt in het onderwijs ook voor als je interacties hebt met leerlingen. Laat je een leerling vrij of geef je hem of haar extra sturing? Dat zijn geen problemen die je als leraar moet oplossen, maar spanningsvelden die je moet leren herkennen. Wat is op dit moment het meest in het belang van deze leerling? En waarom eigenlijk? De ene keer kies je ervoor om hem of haar in het diepe te gooien en in een andere situatie pak je de hand van de leerling vast om hem of haar stap voor stap door een rekensom mee te nemen. Dat noem ik pedagogisch bewustzijn. Hoe meer ervaring je hebt en hoe meer je het er met anderen over hebt, des te beter je deze spanningsvelden gaat zien.”

Een complex onderwerp
“Daarom heb je een soort kompas nodig dat je sturing geeft als je met dergelijke dilemma’s te maken krijgt. Dat kan vanuit pedagogische idealen en waarden. Dat is voor studenten, maar ook voor docenten in het werkveld, een ontdekkingstocht. Hoe kijk ik tegen kinderen aan? Is een kind voor mij een kwetsbaar iemand die ik moet beschermen? Of is een kind voor mij iemand van de nieuwe generatie die de wereld moet gaan bestormen? Die wijze waarop je naar kinderen kijkt, bepaalt wat je belangrijk vindt voor leerlingen. Het ontdekken van je eigen pedagogische normen en idealen is een heel belangrijk onderdeel van het vak, zodat je kunt verantwoorden wat je doet. Dat zie ik als tweede pijler van pedagogische professionaliteit. Leerlingen, ouders en collega’s kunnen vragen waarom je dingen op een bepaalde manier hebt aangepakt. Als professional moet je daar antwoord op kunnen geven. Maar als leraar vorm je natuurlijk niet in je eentje een school. Je vormt met collega’s een team. Ook als team moet je weten waar je voor staat. Maar dan moet je wel eerst van jezelf weten wat jouw normen en idealen zijn op pedagogisch gebied.”

Wat is naast bewustwording en legitimatie de derde pijler?
“Pedagogisch handelen. Je trekt als leraar niet zomaar een of andere methode uit de kast. Nee, denk eerst na of die bij jouw pedagogische waarden past. Welke didactiek en leeromgeving past er bij jouw pedagogische normen? Hoe geef je concreet vorm aan je handelen? Je bent geen uitvoerder van het onderwijs, maar gezamenlijk met collega’s máker van het onderwijs.”

Wat betekent dit in de praktijk voor jou als lector?
“Een lectoraat is er om praktijkgericht onderzoek te doen naar een vraagstuk. Samen met een aantal lerarenopleiders ga ik dit doen op de drie niveaus die ik heb geschetst. Ik wil beginnen met een aantal instrumenten die ik al eerder heb ontwikkeld. Bijvoorbeeld de bumpy moments-methodiek. Daarmee kunnen leraren op verschillende manieren naar hun interacties met leerlingen kijken. Een van de mogelijkheden is om een les op te nemen en terug te kijken, zodat leraren kunnen nadenken over hun handelingen. Waarom heb ik op een bepaalde manier gehandeld, hoe dient dat het belang van de leerling en welke legitieme handelingsalternatieven zie ik nog meer? Op het moment dat je op zo’n manier naar interacties kijkt, word je je bewust van de pedagogische spanningsvelden waarmee je in het onderwijs te maken hebt. Nogmaals: wat is er voor te zeggen om deze leerling in deze situatie meer vrijheid te geven en wat is er voor te zeggen om de betreffende leerling juist meer bij de hand te nemen? Door hier onderzoek naar te doen, dat kan op kleine schaal, maken we al een mooie slag in de pedagogische professionalisering.”

Het ‘waarom’ staat centraal?
“Ja, want meestal wordt er gevraagd wat iemand doet en niet waarom. Neem een mbo-bakkersopleiding waarbij een leraar tegen een leerling zegt dat hij niet blij is met het gebakken broodje. Als ik aan de leraar vraag waarom hij zo handelde kan hij zeggen dat hij wellicht ook had kunnen vragen wat de leerling er zelf van vond. Maar hij legt uit dat hij zelf uit de bakkerswereld komt en weet dat het er hard aan toe kan gaan. Dat de leerling in het vierde jaar zit en volgend jaar toch echt in een bakkerij werkt en tegen een stootje moet kunnen. Waarom vindt hij het dan belangrijk leerlingen daarin te ‘harden’? Omdat hij vindt dat de opleiding ervoor moet zorgen dat de leerlingen na hun opleiding gelijk aan de slag kunnen in zo’n bakkerij. Door herhaaldelijk de waaromvraag te stellen, kom je tot steeds diepere pedagogische waarden. Waarom? Waarom? Waarom? De hersens moeten kraken en pedagogische vragen moeten een beetje schuren.”

Wat moet dat uiteindelijk opleveren?
“Er zijn drie eisen waaraan een start bekwame leraar moet voldoen: pedagogisch bekwaam, vakdidactisch bekwaam en vakinhoudelijk bekwaam. Ik hoop dat binnen een paar jaar het pedagogische aspect staat als een huis. Niet dat mensen zich nog afvragen wat pedagogiek nou eigenlijk is. Een beetje lief doen met kinderen? Nee, studenten en leraren moeten dan een haarfijn verhaal kunnen afsteken over wat hun eigen pedagogische drijfveren zijn en hoe ze hier in hun onderwijs handen en voeten aan geven. En dat pedagogische professionaliteit onmisbaar is voor het goed uitoefenen van je beroep.”