Deze werkvorm gebruik je voor: samenwerken kennis verwerken
15-45 minuten |
Online | Offline | hybride |
Onbegeleid |
Asynchroon |
Alle |
Stap 1
Wijs studenten een specifiek theorie-onderdeel toe waar zij een kruiswoordraadsel voor moeten ontwerpen.
Stap 2
Studenten bedenken vragen en antwoorden met kernbegrippen.
Stap 3
Laat studenten de kruiswoordpuzzel ontwerpen.
Stap 4
Wissel de puzzel uit met anderen.
Stap 5
Los op en bespreek antwoorden.
Stap 6
Reflecteer op nieuwe inzichten: "Welke kernbegrippen bleken het moeilijkst uit te leggen in je vragen?", "Wat heb je geleerd door de puzzel van een klasgenoot op te lossen?" en "Welke aanpassingen zou je maken voor een volgende puzzel?"
Praktische vragen
Gebruik rubric met criteria voor vragen en overlappingen.
Geef richtlijnen voor 3 niveaus van vragen (basis, gevorderd, expert) en laat studenten mixen. Voeg een ‘hulpzin’-optie toe bij moeilijke woorden. Laat puzzels kort testen met een buddy voor de afronding en uitwisseling.
Gebruik eenvoudige zinnen, concrete woorden en visuele hints in vragen. Laat NT2-studenten eerst kernbegrippen kiezen uit een begrippenlijst. Test met een taalbegrip-check voor ze puzzels ruilen.