Menu English

Docent Carla helpt op IC mee in de strijd tegen coronavirus

17 april 2020

Ze werkt fulltime bij Hogeschool Rotterdam als docent Studiesucces, maar in haar ‘vrije tijd’ verzorgt Carla Autar coronapatiënten die op de intensive care liggen. “Ik ben geen held, ik doe gewoon mijn plicht.”

Tranen, dikke tranen. Carla Autar zag in 2012 haar droombaan in rook opgaan. Werken op een intensive care vond ze het mooiste dat er was, maar een knieblessure gooide roet in het eten. Uren achter elkaar aan een bed staan was er niet meer bij. “Verpleging was altijd mijn eerste grote liefde, maar gelukkig vond ik snel een tweede liefde.”

Ze besloot namelijk het onderwijs in te gaan. Carla startte in 2016 met de opleiding Leraar Gezondheidszorg en Welzijn. Op die manier hield ze toch nog binding met haar grote liefde. “Op mijn zeventiende ging ik al de verpleging in, waarna ik me ben gaan specialiseren. In 2003 haalde ik mijn diploma IC-Verpleegkundige en heb ik tot 2012 op intensive cares gewerkt. Toen kreeg ik helaas last van die knieblessure en stapte ik over naar de meldkamer, omdat dat zittend werk was. Ik volgde de opleiding Verpleegkundig Centralist en heb een paar jaar in die functie gewerkt. Maar het was een heel andere tak van sport dan aan het bed staan. Ik had mensen aan de lijn die een ambulance nodig hadden of ik sprak met ziekenhuizen die iets wilden weten, terwijl ik zelf met mijn handen bezig wilde zijn. Toen ben ik overgestapt naar het onderwijs.”

Raakvlakken

Na enkele jaren les te hebben gegeven als leraar Gezondheidszorg en Welzijn zag Carla vorig jaar een vacature van Hogeschool Rotterdam voorbijkomen. Voordat ze het wist kon ze aan de slag als docent Studiesucces bij de opleiding Ondernemerschap & Retailmanagement. “Sommige studenten hebben begeleiding en coaching nodig, dat zijn ook in de zorg belangrijke aspecten. Dus er zijn genoeg raakvlakken tussen mijn oude en nieuwe baan.”

Toen de coronacrisis uitbrak, kwam het verlangen naar die vorige job weer om de hoek kijken. Carla hield de berichtgeving over Noord-Brabant als brandhaard nauwlettend in de gaten. Ze wist: dit gaat zich over de rest van het land verspreiden. Dus bood ze via LinkedIn haar hulp aan. Brabant was gezien haar baan bij de hogeschool én de reistijd geen optie, maar in Zuid-Holland zou ze dolgraag willen helpen. In welke vorm dan ook.

Roeping

“Van vroeger wist ik nog dat de diensten heftig konden zijn. Als het druk was, moest ik destijds ook acht uur achter elkaar aan een bed staan. Zonder pauze. Ik mocht al blij zijn als ik even een kop koffie naar binnen kon gieten. Dat is heftig. Daarom wist ik dat hulp nu harder nodig was dan ooit. Ik voelde me direct geroepen. Met de kennis en kunde die ik heb voelde het als een plicht om te gaan helpen. Ik kan nu toch niet thuis zitten en niets doen? Uitgesloten.”

Op LinkedIn kreeg ze echter geen reacties. “Ik heb op de meldkamer gewerkt, in verpleeghuizen, op een huisartsenpost, in ziekenhuizen. Dus ik dacht dat érgens mijn hulp gewenst zou zijn. Maar niemand reageerde op mijn aanbod om te komen helpen”, vertelt ze. Gelukkig kwam toen al snel de oproep vanuit de overheid voorbij: extra handen voor de zorg. Carla schreef zich in, waarna ze werd ingedeeld in het Albert Schweitzer-ziekenhuis in Dordrecht en het HagaZiekenhuis in Den Haag.

Astma

Tijdens haar eerste dienst in Dordrecht kwam ineens het besef: Nu sta ik middenin de coronacrisis. Ze moest volledig ingepakt aan het bed van coronapatiënten staan om de kans op besmetting zo klein mogelijk te houden. Ook vond ze het pittig om de patiënten met heftige ademhalingsproblemen te zien. “Al moet ik zeggen dat ik gelukkig geen situatie aantrof zoals in Italië, waar patiënten in de gangen liggen omdat er te weinig bedden zijn. Toch was het soms beangstigend voor me. Ik heb namelijk astma, dus ik behoor tot de risicogroep. Ik heb gemiddeld maar één heftige aanval per jaar, maar toch… Familie en vrienden zeiden dat het niet slim was om op een intensive care te gaan werken. Ze vonden het risico voor mij te groot. Maar ik heb een lichte vorm van astma en er werken wel meer verpleegkundigen met longproblemen op IC’s. Ik kán gewoon niet thuiszitten. Dit is niet het moment om aan mezelf te denken. Iedereen moet helpen.”

Ze vindt het prachtig om weer in haar favoriete habitat aan het werk te zijn. Hoe ernstig de situatie ook is; ze geniet van haar diensten op de IC. “Het werk als verpleegkundige is mooi omdat je iemand kunt helpen op momenten dat hij of zij je nodig heeft. Moet je je voorstellen dat je in bed ligt en zelf helemaal niets meer kunt. Dan kan het al heerlijk zijn als iemand even met liefde een nat washandje over je gezicht haalt. Het zijn de kleine dingen die belangrijk zijn. Werken op een intensive care vind ik nóg mooier, dat is echt mijn passie. Naast mensen verzorgen werk je op een ander niveau door mee te denken met de arts. Als ik de bloeddruk langzaam zie dalen, moet ik analyseren wat er aan de hand is. Ik denk mee over medicatie, et cetera. Daarnaast is het technisch werk, omdat er heel veel apparatuur op een IC staat. Dat alles bij elkaar maakt het voor mij erg mooi om op een IC te mogen werken. Ik krijg daar energie van. Als mijn dienst erop zit, neem ik echt een boost mee naar huis.”

Pijn

Maar ook een zere knie, want na acht uur achter elkaar staan, speelt die steeds vaker op. Daarom werkt ze het liefst geen drie dagen achter elkaar, maar steeds met een dag ertussen. “Als de dienst erop zit, zeggen collega’s dat ik moeilijk loop. Dat klopt, want mijn knie doet dan behoorlijk pijn. Eenmaal thuis kan ik er amper meer op lopen. Maar na een beetje rust gaat het wel weer. Ik heb knieverband besteld, hopelijk helpt dat een beetje.”

Niet zeuren, maar gas blijven geven. Al moet ze wel op zichzelf blijven passen. Een fulltime baan als docent en nog ook nog eens 24 uur op een hectische intensive care meedraaien is – op z’n zachtst gezegd – niet niks. Bovendien volgt ze aan de Erasmus Universiteit ook nog eens een master Onderwijswetenschappen. “Het is een druk leven, maar daar hou ik van. Nu ik niet voor de klas sta en alles online doe, heb ik niet het gevoel dat ik fysiek aan het werk ben. Dus ben ik juist blij dat ik op een andere plek wel mijn handen uit de mouwen kan steken. Met mijn team en de onderwijsmanager heb ik afgesproken dat ik van 07:00 tot 15:00 uur beschikbaar ben voor Hogeschool Rotterdam, want om 15:00 uur beginnen mijn avonddiensten in het ziekenhuis. Dat is prima te doen.”

Na de coronacrisis

De saamhorigheid in het ziekenhuis is een extra reden om elke keer weer met frisse moed aan een dienst te beginnen. Niemand klaagt, iedereen werkt keihard. “Door het coronavirus is het extra druk, maar eigenlijk doen we geen ander werk dan voorheen. Ik heb eerder al eens te maken gekregen met een virus, waardoor we in beschermende kleding ons werk moesten doen. Maar toen stond er niemand voor ons te klappen. Túúrlijk wordt dat gewaardeerd, maar in de zorg is wel de overheersende gedachte dat we liever een goed ingerichte zorg hebben dan applaus. Ik ben bang dat alles weer als vanouds wordt als de coronacrisis voorbij is. Dan is het geld op en moeten verpleegkundigen weer naar het Malieveld om te protesteren.”

Net als ieder ander hoopt Carla dat de coronacrisis zo snel mogelijk voorbij is. Ze heeft geen idee hoelang dat nog kan duren. “Qua aantallen patiënten op IC’s zijn er de laatste dagen gunstige cijfers te zien, maar het is nog veel te vroeg om optimistisch te worden. Voorlopig duurt deze situatie nog wel even voort.”

Dus blijft de docent Studiesucces zich met hart en ziel (en zere knie) inzetten voor een zo’n goed mogelijke behandeling voor de coronapatiënten. “Ik ben geen held. Het is het minste dat ik kan doen.”