Menu English

Ontmoeting 139 | De knuppel in het hoenderhok

Een terugblik op de jaaropening 2019 en een vooruitblik naar wat er op ons afkomt de komende jaren, gezien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.

De bijeenkomst (Opening hogeschooljaar, 2 september) nadert zijn einde. Drie mensen op het podium: Zakia Guernina en Hugo de Jonge die net een lezing gegeven hebben tijdens de jaaropening en Ron Bormans, die de bijeenkomst als een ceremoniemeester aan elkaar gepraat heeft. 

Zakia heeft gesproken over de exponentiële versnelling van veranderingen en de noodzaak die daardoor ontstaat om meer jonge mensen te verleiden een opleiding in de techniek, zorg of onderwijs te kiezen. Ook benoemde zij dat de aantallen studenten die nu een economische opleiding volgen juist kwetsbaar worden, gezien het tempo van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. 

Ron: ”En Zakia, als verleiden dan niet echt lukt?”
Zakia: “Dan moeten we echt met de gezamenlijke hogescholen in overleg; ik houd mijn hart vast als we straks voorbij de hoogconjunctuur zijn.”
Hugo de Jonge, het gesprek overnemend: “We mogen best verder gaan dan verleiden. We moeten duidelijk zijn en ook iets dwingender.” 

De dag erna wordt ‘iets dwingender’ uitgelegd als het instellen van een numerus fixus. Op 2 september plaatst het Financieele Dagblad een interview met Ron Bormans waarin hij pleit voor een kleiner economisch domein door middel van een fixus. Een journalist noemt het in een tweet ‘de knuppel in het hoenderhok’. Het woord ‘fixus’ roept een groot aantal reacties op, instemmend, maar zeker ook afkeurend. 

In een sector waarin de fixus vaak gehanteerd is met een kwaliteits- of capaciteitsargumentatie, is er nu – hier en daar forse - kritiek. Deels vanwege de inhoud, deels vanwege het ‘hard van stapel’ lopen gezien het feit dat er een Rotterdams onderzoek loopt over de kwantiteit en kwaliteit van het economisch beroepsonderwijs in de regio. Noem het een uitdrukking van een gevoel van urgentie, een uitdrukking van zorg dat we ook in de toekomst een kansrijk economisch domein houden. 

Onze Leidse collega Sander van den Eijnden riep impliciet op tot een meer rustig debat, met zijn debuut-tweet.

Het hoger economische beroepsonderwijs

Ooit, op het moment dat de fusie plaatsvond tussen wat toen de HES heette en de HRO, studeerden bij Hogeschool Rotterdam zo’n 4.600 studenten in het economisch domein. Dat was in het jaar 2002. Als we dat aantal zouden afzetten tegen de toenmalige Hogeschool Rotterdam, dan komen we uit op zo’n 24% van het geheel. Nu, vandaag de dag, telt de hogeschool ruim 38.000 studenten, waarvan ruim 16.000 studeren in het economische domein, ruim 40%. Er studeren overigens meer  economisch georiënteerde studenten in het Rotterdamse hbo: de buurvrouw, Hogeschool Inholland Rotterdam, telt rond de 5.000 studenten, waarvan 4.000 in het economische domein. (Het landelijke beeld laat zien dat er van de ruim 456.500 hbo-studenten in Nederland ruim 174.000 (38,2%) in het economische domein studeren (alle getallen afkomstig uit het dashboard instroom, inschrijving en diploma’s van Vereniging Hogescholen). 

Economiestudenten komen goed terecht

Het zijn mooie opleidingen, zowel bij Hogeschool Rotterdam als bij Hogeschool Inholland. Opleidingen die een goede toekomst met zich mee brengen. Als je naar de meest recente arbeidsmarkt gegevens kijkt, dan heeft 97% van de studenten binnen drie maanden na afstuderen een baan, tegen een niet slecht salaris. Dat is heel mooi. Maar blijvend? Er zijn stevige indicaties dat dat wel eens zou kunnen veranderen. En al betrekkelijk snel. 

Economisch onderwijs als emancipatiemachinerie

Het zijn niet alleen mooie opleidingen, met nog steeds een goed arbeidsmarktperspectief, het zijn ook de opleidingen die bij uitstek dienen als toegangspoort tot het hoger onderwijs voor nieuwe groepen. In het economische onderwijs bij Hogeschool Rotterdam heeft 36% van de studenten een niet-westerse migratie achtergrond (tegenover gemiddeld 27% bij andere bacheloropleidingen aan onze hogeschool). Het economisch georiënteerde onderwijs wordt aantrekkelijk gevonden voor de sprong naar het hoger onderwijs. Dat is iets om te koesteren. 

De wereld verandert

Het is van alle tijden, maar nu op een heel indringende manier en met een hoger tempo: de wereld verandert. Met name door grote bewegingen van digitalisering, nieuwe bèta- en biotechnieken en robotisering, worden hele bedrijfstakken op zijn kop gezet. Elke bedrijfstak, elk maatschappelijk segment wordt geraakt en dit roept op een indringende manier de vraag op of het onderwijs van nu nog wel goed kwalificeert voor de toekomst van straks. Elke opleiding heeft in feite de vraag voor haar neus, wat dat betekent voor de inhoud en vaardigheden die centraal staan in het ontwerp van de opleiding. 

Wat gaan de algoritmes betekenen voor de Verpleegkunde of Accountancy, de printtechniek voor Bouwkunde en Civiele techniek of de voortrazende digitalisering voor Technische Informatica? Nog los van de uitdaging die gesteld wordt als gevolg van het feit dat de echte vernieuwing niet meer plaatsvindt in de verkokering van de disciplines, maar op de grensvlakken ervan en dat de wereld van beroepen zich eveneens kenmerkt door interdisciplinariteit. 

Dat we studenten opleiden voor een beroep, baan of toekomst, legitimeert ons bestaan

De kern van het hbo is dat we beroepsonderwijs zijn. Waarbij het belangrijk is te benadrukken dat het gaat om hoger onderwijs, maar wel het hoger onderwijs dat beroepsgericht is. Daarmee hebben we ons mede te verantwoorden hoe we het in de relatie met de wereld van beroepen en banen doen. Het legitimeert ons bestaan. 

En dus moeten we ons ook steeds de vraag stellen of we studenten vanuit dat perspectief adequaat opleiden, wat een vraag is die altijd een kwalitatieve én kwantitatieve dimensie heeft. Als ziekenhuizen roepen dat ze meer verpleegkundigen nodig hebben, is dat mede onze verantwoordelijkheid daar iets aan te doen, te kijken of het ons lukt meer studenten voor dat beroep te interesseren. Om die reden kent Hogeschool Rotterdam geen fixus meer voor de opleiding Verpleegkunde, waardoor de instroom afgelopen jaar gestegen is van 306 studenten naar 670…

Hoe hard het ook werken is dat weer goed te organiseren, we doen het. Zo proberen we ook te bevorderen dat er meer mensen leraar worden of ingenieur. Niet eenvoudig, omdat we ook in Nederland het individuele recht om de opleiding te kiezen die ‘je leuk vindt’, respecteren. 

De kinderen zijn op

En dus vergaderen we als bestuurders met werkgevers, die schreeuwen om meer mensen en doen we er alles aan om bedrijven en maatschappelijke organisaties van professionals te voorzien. Afhankelijk van de conjunctuur zal de druk om meer mensen te leveren alleen maar verder toenemen. Als we de zorg blijven organiseren zoals we nu doen, dan wacht ons een toekomst waarin we de zorg alleen maar kunnen leveren als 1 op de 4 mensen in die zorg werkt, zo vertelde Hugo de Jonge ons op 2 september. Op deze manier wordt de zorg in de toekomst onbetaalbaar, dus ook daarom moeten we studenten opleiden die innovatief 'out of the box' kunnen denken en oplossingen bedenken hoe je in de toekomst efficiënt zorg kunt bieden.

Maar de kinderen zijn op, de demografie gaat ons niet helpen. In delen van het land kennen we een krimpende demografie. Dat roept vrij indringend de vraag op of we bij de voortdurende vraag naar meer, ook niet eens moeten stil staan waar we wellicht met minder alumni toe kunnen. 

60.000 minder baanopeningen dan instroom in het economische domein de komende jaren

Vanuit dit perspectief eisen signalen dat de arbeidsmarkt voor het economisch onderwijs op de wat langere termijn kwetsbaar is onze aandacht. Die signalen zijn te lezen in de krant als de grote banken de zoveelste reorganisatie afkondigen of als accountantskantoren hun dienstverlening digitaliseren. Soms komen die signalen in de vorm van een statistiek, zoals figuur 7 uit het veelbesproken rapport Van Rijn.

Figuur 7 Rapport  ‘Wissels Om’, Rapport Adviescommissie Bekostiging Hoger Onderwijs en Onderzoek  

Bijna 60.000 meer instroom dan baanopeningen in de periode 2018 – 2022. Bij techniek is dat ongeveer spiegelbeeldig en in het onderwijs staat de teller op 64.000 (meer baanopeningen dan instroom). Nu is bekend dat als iets aangetoond heeft zich te kunnen aanpassen, het dan de arbeidsmarkt is. Maar dit zijn toch echt getallen waar we iets mee moeten. Bijvoorbeeld: de vraag durven stellen of het economische domein niet iets selectiever of kleiner zou moeten zijn. Dat hoeft niet in de omvang die we ooit kenden, de eerder genoemde 24%, maar… 

De droom

Om blijvend die mooie opleidingen met een goed toekomstperspectief te kunnen blijven aanbieden, moeten we onze opleidingen mee laten evolueren met de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Bij het economisch domein hebben we daar al een voorsprong op genomen. Waarbij overigens aangetekend moet worden dat het economische domein niet slechts bestaat uit puur economische opleidingen, een kanttekening die trouwens ook voor andere domeinen kan gelden, opleidingen bewegen zich steeds vaker op een snijvlak van disciplines. 

De vraag naar een andere vormgegeven, met als mogelijk effect een wat kleiner, economisch domein is perfect qua timing. Niet alleen vanwege de urgentie, maar vooral vanwege de kans die we nu hebben. De vorming van Hogeschool Rotterdam Business School biedt de ruimte te werken aan dat multidisciplinaire en digitale onderwijs, goed geworteld in het Rotterdamse, maar ook in het internationale bedrijfsleven. Op deze manier te werk gaan beperkt zich niet alleen tot de Business School, ook onze andere opleidingen zijn daarbij gebaat.

De extra middelen die we van de overheid krijgen in het kader van de kwaliteitsafspraken gaan we inzetten door substantieel meer docenten aan te nemen, kleinere groepen te maken en de begeleiding te intensiveren. Daarmee docenten in staat stellend om studenten intensief te begeleiden in de ontwikkeling van de vaardigheden die hen wendbaar en weerbaar maken voor de onzekerheden van de toekomst - gegeven de snel veranderende arbeidsmarkt. We willen de student-stafratio terugbrengen van 23,6:1 in 2018 naar 21:1 in 2024. Dus mochten onze studentaantallen iets teruglopen, dan nog hebben we nú de unieke kans ons onderwijs met meer mensen intensiever te maken. 

Hogeschool Rotterdam Business School

Om opleidingen de ruimte te geven om jonge mensen voor te bereiden op een ontkokerde, maar ook onzekere toekomst, zijn we gestart met Hogeschool Rotterdam Business School. Een Business School waarin we alle opleidingen in het economisch domein op een ontkokerde wijze samenbrengen, met de uitnodiging om over de grenzen van de eigen discipline heen te kijken, ondernemerschap te stimuleren, meer relevante beroepsopdrachten in het onderwijs te incorporeren en de relatie op te zoeken met opleidingen in de techniek, zorg en welzijn en Informatica.  Ook door te focussen op ‘skills’, naast kennis, bereiden we studenten beter voor op die veranderende wereld.  

Naast het nog mooier maken van het onderwijs, zullen we de komende maanden doordenken wat ons te doen staat in de voorlichting van studenten, in het gesprek met hen tijdens de studiekeuze het arbeidsmarktperspectief nadrukkelijker onder de aandacht brengen. En zullen we landelijk het gesprek bevorderen over wat ons collectieve antwoord is op de dreigende, kwantitatieve mismatch tussen onderwijs en arbeidsmarkt. We moeten dit gesprek voeren met collega’s, maar zeker ook met maatschappelijke organisaties. Daarbij moeten we niet bang  zijn om ook de optie van een collectieve fixus te doordenken, als de weg van de geleidelijkheid en vrijwilligheid niet werkt. Daarvoor is het vraagstuk van de kwantitatieve mismatch te groot.

Denktank

Maar we zijn al begonnen in Rotterdam. Samen met bestuurders van Inholland, Zadkine en Albeda hebben we het initiatief genomen om een denktank bijeen te brengen, bestaande uit kopstukken uit de Rotterdamse en Nederlandse samenleving. Aan hen hebben we de vraag voorgelegd hoe we het economisch beroepsonderwijs in Rotterdam toekomstbestendig maken en houden. Onder andere op basis van bijeenkomsten met studenten, docenten, experts en werkveld adviseren zij ons over dit vraagstuk. Dat helpt ons om blijvend die mooie opleidingen aan te bieden die een goed toekomstperspectief bieden aan onze studenten en blijvend voor nieuwe groepen studenten de toegangspoort te zijn voor het hoger onderwijs. 

Ron Bormans en Zakia Guernina

Over de auteur

Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam

Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.

Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.

Zakia Guernina, Lid College van Bestuur

Zakia Guernina is sinds 1 september 2018 lid van het College van Bestuur van Hogeschool Rotterdam. Zij studeerde Bestuurlijke informatiekunde (specialisatie bestuurskunde en governance) aan Tilburg University, en Register EDP-auditing (RE, postdoctoraal) aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij is nationaal en internationaal werkzaam geweest voor PricewaterhouseCoopers (PWC), IBM Global Services, Boer & Croon en via haar eigen bureau. Bij deze organisaties heeft ze circa 20 jaar uitgebreid ervaring opgedaan op het gebied van organisatiestrategie, verandermanagement, digitalisering en leidinggeven aan diverse bedrijven en instellingen. Haar bestuurlijke ervaring heeft zij opgedaan bij onder meer Hogeschool Utrecht en de Raad van Toezicht van Vluchtelingenwerk Nederland.