Menu English

Ontmoeting 188: De (eeuwige) zoektocht naar 'het normaal'

Nu 'het normaal' ver weg lijkt pleit collegevoorzitter Ron Bormans ervoor meer te luisteren naar jonge mensen en te helpen de grote vraagstukken van deze tijd hanteerbaar te maken.

Ik hoor het niet zo vaak meer, het spreken in termen van 'het oude normaal' en 'het nieuwe normaal'. Terwijl dat toch een belangrijk thema was in de hoogtijdagen van de coronacrisis. Kwam het doordat het oude normaal zo abrupt werd afgesloten dat we ons daar zo druk over maakten? En komen we nauwelijks toe aan het afsluiten van het normaal dat corona in zichzelf geworden was en het doordenken wat dat nieuwe dan wel is, omdat corona letterlijk weggeschoten lijkt te zijn?

Het is best interessant als je je verdiept in het begrip 'normaal', Je komt dan in een interessante wereld terecht, variërend van de wiskunde tot de semantiek. Met als rode draad dat het eigenlijk allemaal een beetje saai is. Vincent van Gogh zei het al: normaal zijn is als een geplaveide weg, het loopt comfortabel, maar er groeien geen bloemen. In de wiskunde kan de 'normaal' verwijzen naar een loodrechte ordening van lijnen, ordelijk inderdaad, maar toch net iets minder spannend dan een vector die een mooie hoek maakt. In de kansrekening staat 'normaal' voor dat klassieke, symmetrische beeld van de beroemde kerstklok: de 'Gausskromme' of de 'normaalkromme'.

De aantrekkingskracht van het normale

Maar die 'saaiheid' heeft klaarblijkelijk ook iets aantrekkelijks. Meer in de semantische hoek staat 'normaal' voor dat wat we gewoon zijn, wat iedereen zo'n beetje doet en kan het werken als een normatief ideaal: een cultuur die je 'dwingt' je te gedragen zoals het hoort. Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg. Positief gezegd; het normaal geeft je gedragsregels en geeft maatschappelijk een bepaalde ordening. Corona ontnam ons dat abrupt en meteen stak het verlangen op naar een 'nieuw normaal'. Klaarblijkelijk houden we van de orde en toonden we ons best bereid het oude in te leveren, maar op het moment dat we afscheid namen van het oude normaal ontstond het verlangen naar het nieuwe. En toen – Russische tanks staken een grens over - explodeerde de wereld en verstomde het narratief van oud en nieuw. Er is even niets. Zelfs geen verlangen naar normaliteit. Er sluipt angst naar binnen.

Verbindende waarden

Ik moest eraan denken toen ik afgelopen week op een druilerige avond naar huis reed. Ik had indringend gesproken met een groep studenten en een van die studenten had mij de vraag voorgelegd of onze samenleving niet veel beter af zou zijn als we de ontkerkelijking zouden weten terug te draaien en of een hogeschool als de onze dat niet actief zou moeten willen bevorderen. De normativiteit die dat teweeg zou brengen, met naast de religieuze overtuiging waarden als respectvolle omgang met elkaar en naastenliefde, zou betekenis en rust kunnen brengen. En een gevoel van gemeenschappelijkheid. Ik probeerde hem uit te leggen dat een dergelijk perspectief nooit het overkoepelende kan zijn voor een hogeschool als de onze, midden in een gefragmenteerde samenleving staand, waarin mensen vanuit een veelheid aan perspectieven betekenis zoeken. Een hogeschool die probeert invulling te geven aan de waarde van inclusiviteit. Zijn aanvankelijke bevlogenheid en de teleurstelling in zijn ogen nadien, deden een beetje pijn.

Niets is meer normaal

We lijken te leven in een tijd waarin niets meer normaal is. Waarin we de bloemen van Van Gogh graag in zouden willen ruilen voor een meer geplaveide weg, maar waarin die verder weg is dan ooit. Vanuit het perspectief van jonge mensen kijken we naar een samenleving die mondiaal bedreigd wordt in haar veiligheid, die een aantal grote crisissen te 'managen' heeft, met het klimaat met stip op één, die in zichzelf een hoge mate van fragmentatie kent en geleid wordt door politici die zoeken naar een nieuwe cultuur. Waarbij men niet het comfort heeft van zekerheden als die van het vinden van een betaalbaar huis. Het spijt me voor het sombere beeld. Dat vast opgeleukt wordt door veel plezier in kleine kring en het genieten van de geneugten van het leven, maar toch. We kennen ook de statistieken. Veel jonge mensen kennen gevoelens van onzekerheid en ook somberheid.

We moeten naast de jonge generatie staan

En als samenleving, als onderwijs realiseren we ons onvoldoende wat dit betekent. Je gunt de jeugd zelf, maar ook de samenleving als geheel niet een sombere en onzekere jeugd. We moeten veel meer naast de jonge generatie gaan staan. We kunnen ons domweg geen sombere jeugd permitteren. Neem het debat over studiefinanciering. Iets teveel gekruidenier. Het is verzand tot een kwestie van P x Q = R. Het totaalbedrag staat vast, dat is dus R. Dus rommelt de politiek wat met P (wat krijgen jonge mensen) en Q (hoeveel jonge mensen hebben rechten). Daarmee geef je niet een signaal af van solidariteit. Daarmee geef je niet het signaal af dat jonge mensen ertoe doen. Dat geldt trouwens ook voor hoe we met werkende jongeren omgaan en voor werkgevers als de FME (werkgeversorganisatie Techniek) die, zoals vrijdag 8 april in het nieuws was, niet meteen hun handtekening zetten onder een CAO die eindelijk jonge mensen in de techniek beter beloont. Het geeft ook geen blijk van het inzicht in een steeds krapper wordende arbeidsmarkt. Maar dat even terzijde.

We moeten normatief durven zijn

Het feit dat we niet één religieus of ideologisch perspectief tot het overkoepelende kunnen maken, zoals ik de teleurgestelde student moest uitleggen, wil niet zeggen dat we ons neer moeten leggen bij een fragmentatie in de samenleving, met een steeds exclusiever wordende focus op de eigen identiteit en het sterkere benadrukken van het 'ik' ten opzichte van het 'wij'. We moeten de grondslag van dat 'wij' opnieuw doordenken. Noem het de noodzaak van een nieuw sociaal contract, een begrip dat ook rondgaat in de nationale discussie over de vernieuwing van onze nationale bestuurscultuur. Ik heb het vaak gehad over de noodzaak oude waarden af te stoffen, de waarde van respectvolle omgang met elkaar, democratische waarden. Naast het bevestigen van een eigen identiteit het willen benadrukken van een verantwoordelijkheid voor het geheel. Die basale waarden beschouwen we vaak als te vanzelfsprekend en dus gaan we er soms met te veel onverschilligheid mee om.

We moeten jonge mensen helpen hun weerbaarheid te ontwikkelen

Dus moet ook het onderwijs zelf harder werken. Als jonge mensen met onzekerheid naar hun toekomst kijken, moeten wij hen helpen daarmee om te gaan. Jonge mensen keren zich af van maatschappelijke instituties als de politiek, zoeken naar een manier om om te gaan met die gefragmenteerde samenleving. We helpen ze daarbij veel te weinig en zitten vast in oeverloze, decennia durende twisten over hoe ons onderwijs vorm te geven. We leren ze te weinig hoe verantwoordelijke burgers te zijn. Burgerschap is nog steeds zijn weg aan het zoeken in het onderwijs en heeft last van politieke correctheid en angst voor geschuur in de klas aan de ene kant en een ouderwets smalle opvatting van wat onderwijs is, aan de andere kant.

We moeten niet over maar met jonge mensen praten

Daarnaast (wellicht had dat voorop moeten staan), praten we misschien wel te veel over
jonge mensen en te weinig met jonge mensen. Hun afkeer van maatschappelijke instituties kan ook voortkomen uit het feit dat ze veel 'moeten' van die instituties en dat we te weinig vragen wat hun kijk op de wereld is, hoe zij het graag zouden willen zien. Ik realiseer me steeds weer dat met jonge mensen kunnen praten juist de charme is van het vak dat ik mag uitoefenen. Hun beelden zijn vaak net wat anders, soms wat ruw geformuleerd, maar altijd van een frisheid die dwars door de somberte toch weer een perspectief én veerkracht etaleert.

We moeten jonge mensen helpen de grote vraagstukken van deze tijd hanteerbaar te maken

We hebben het er vaak over binnen de hogeschool: hoe om te gaan met grote vraagstukken als de klimaatcrisis. Mijn antwoord is dan altijd betrekkelijk simpel. Beschouw het als een pedagogisch vraagstuk. Het is geen politieke keuze van een hogeschool om met de klimaatvraagstukken bezig te zijn, maar een pedagogische. Het is een context die jonge mensen bezighoudt en het geeft betekenis als ze merken dat dat immens grote vraagstuk zich betekenisvol verbindt met hun professionele ontwikkeling. Dat geldt voor alle grote vraagstukken van deze tijd. De grote maatschappelijke en mondiale vraagstukken zullen als minder drukkend ervaren worden als we ons onderwijs durven te nestelen in die vraagstukken. Dat is een spannende opvatting wat onderwijs moet zijn, maar wel een die betekenisvol zal zijn.

Een nieuw normaal lijkt verder weg dan ooit. Misschien is het er gewoon niet en moeten we elke tijd – en dus ook deze - leren duiden als een dynamisch iets. Ook al is die dynamiek soms wat aan de grote of heftige kant, de erkenning daarvan zorgt ervoor dat we ons niet wentelen in een romantisch verlangen naar een nieuwe normaliteit. En we kunnen veel meer doen om de daarmee gepaard gaande onzekerheid hanteerbaar te maken. Les één daarbij is dat we jonge generaties de kans geven hun eeuwige vitaliteit en optimisme te etaleren. Dan zul je zien dat beeld van Van Gogh van die bloem op een ondergrond van abnormaliteit, zo gek nog niet is.

Over de auteur

Ron Bormans - voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam

Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.

Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.