Menu English

Tijd als grootste drempel bij afasie

Interview in de Telegraaf met logopedist en (docent)onderzoeker Philine Berns

14 maart 2016

Na een beroerte is er vaak sprake van afasie, een taalstoornis die de communicatie belemmert. Door afasie ontstaan problemen met spreken, lezen en schrijven. Vaak zijn er problemen met taalbegrip, vooral bij ingewikkelde zinnen. Herstel vindt vooral plaats in de eerste 3 tot 6 maanden na de beroerte. In die periode is veel logopedische therapie belangrijk. Logopedist Philine Berns: “Ik pleit voor een houding onder zorgprofessionals waarin goed willen communiceren met álle patiënten vanzelfsprekend is.”

Van de mensen die met een beroerte in het ziekenhuis belanden, ontwaakt gemiddeld een derde met afasie. “Dat is nogal wat,” zegt Philine Berns, logopedist/afasietherapeut en docent-onderzoeker aan Hogeschool Rotterdam. “Je wordt wakker en je ervaart dat je niet meer kunt zeggen wat je wílt zeggen. Je kunt niet meer bij de taal komen, je kunt domweg de woorden niet vinden. Het zit er in, maar het lijkt onmogelijk om het eruit te krijgen.”

Logopedisten oefenen met patiënten in bijvoorbeeld begrijpen, woordvinding, zinsbouw en lezen. Berns: “In veel ziekenhuizen worden logopedisten steeds vroeger ingeschakeld. Heel goed, omdat mensen met afasie en hun omgeving snel behoefte hebben aan voorlichting en informatie.

Maar er komen natuurlijk ook mensen aan je bed met eenvoudige vragen waar je nu de woorden niet meer voor hebt. ‘Hoe drinkt u uw koffie?’ Ik heb cliënten gehad die wekenlang koffie met suiker hebben gedronken, terwijl ze dat helemaal niet wilden. De persoon die hen hielp, had niet bedacht dat hij de vraag anders moest formuleren, dat het bij afasiepatiënten een ja/nee-vraag moet zijn. ‘Wilt u uw koffie zwart? Wilt u er suiker in?’ En ja, dat kost meer tijd.”

Botst dat niet met de zorg waarin alles altijd sneller en efficiënter moet?

“Ik gebruik bij mijn studenten vaak de vergelijking met iemand in een rolstoel. Die ervaart fysieke obstakels: drempels, een trap. Voor iedereen is duidelijk dat die weg moeten, alles moet gelijkvloers. Voor afasiepatiënten is tijd de grootste drempel. Want inderdaad: alles moet snel in de zorg. Anderzijds weet ik niet zeker of dat nou écht de reden is dat mensen moeite hebben om goed met afasiepatiënten te communiceren. Veel mensen weten niet dat ze hun communicatie moeten aanpassen.”

Van zorgprofessionals mag je toch verwachten dat ze effectief met een afasiepatiënt kunnen communiceren?

“Dat valt erg tegen. Ze kennen de term, maar ze weten vaak niet precies wat het is, of hoe ze zich precies tegen over een afasiepatiënt moeten opstellen. Daar is onderzoek naar gedaan en dan stuit je op nogal wat klachten van patiënten. Een bekend probleem is de arts die in korte tijd iets heel ingewikkelds zegt, meestal ook nog eens tegen de partner van de patiënt. Dat moet anders. Erkennen dat de persoon om wie het gaat niet meteen begrijpt wat je zegt en niet meteen kan zeggen wat hij wil. In korte, duidelijke zinnen praten is dan het minste. Woorden opschrijven. Ja/nee-vragen stellen. Kortom: tijd geven.”

Lees hier het hele artikel van de Telegraaf.