Menu
    English

    3 Zwarte verzetshelden om nooit te vergeten

    Zwarte mensen speelden een belangrijke rol in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar hun ervaringen zijn lange tijd onderbelicht gebleven. Onze studentredacteur Souraya Alves staat stil bij drie Zwarte verzetshelden van wie het verhaal nauwelijks bekend is.

    For English scroll down

    Een tiende van de Amerikaanse bevrijders in de Tweede Wereldoorlog was zwart. Maar we zien deze helden zelden terug op het witte doek of bij herdenkingen. Ook veel Surinamers en Caribische mensen droegen bij aan de bevrijding van Nederland. Daarbij kregen ze stelselmatig te maken met segregatie, racisme en discriminatie. 

    In het verzet hadden Zwarte mensen ook een belangrijk aandeel. Hieronder lees je de verhalen van drie Zwarte verzetshelden die nooit mogen worden vergeten.

    Leo Lashley

    Leo Lashley was actief bij de V.O.S-afdeling in Rotterdam en werd geboren in Nieuw Nickerie, Suriname, in 1903. Hij verhuisde naar Nederland om Geneeskunde te studeren In Utrecht en behaalde in 1930 zijn doctoraat in oogheelkunde. Kort daarna trouwde hij en vestigde zich met zijn gezin in Rotterdam als oogarts.


    Toen de Tweede Wereldoorlog begon was Lashley voorzitter van de Rotterdamse Artsenvereniging. In 1942 protesteerde hij tegen de oprichting van de nazistische Artsenkamer, een door de bezetter opgezette organisatie die artsen verplichtte zich aan te sluiten en hun werk onder nazi-beleid uit te voeren.
    Lashley hielp ook in het verzet door mensen aan onderduikadressen te helpen. Als strenggelovige bezocht hij elke zondag de kerk op het Breeplein in Rotterdam, waar drie Joodse gezinnen verborgen zaten op de orgelzolders. In 1944 raakte een van de onderduikers, Rebecca, zwanger. Lashley was de enige arts die haar hulp aanbood. Hij verdiepte zich in de verloskunde in om haar achter het orgel te kunnen helpen bij de bevalling.

    Na meerdere arrestaties dook Lashley onder tot het einde van de oorlog. Na de bevrijding bleef hij actief in het Surinaamse verenigingsleven in Rotterdam en speelde hij een belangrijke rol in de opbouw van het gemeentebestuur. Een geheim rapport van de Binnenlandse Veiligheidsdienst suggereerde echter dat hij als 'kleurling' uit zijn functie gezet zou worden, wat hem diep beledigde. Door het racisme en de discriminatie waar hij mee te maken kreeg besloot Lashley Nederland te verlaten.

    Daarna werd Leo Lashley redacteur van Nieuw Suriname en in 1947 bestuurslid van de Federatie van Surinaamse Verenigingen namens V.O.S. Een jaar later vertrok hij naar Curaçao, waar hij redacteur werd voor El Dorado. In 1980 overleed Leo Lashley. In Rotterdam is een straat bij het voormalige Zuiderziekenhuis naar hem vernoemd.

    Elizabeth Bergen

    Elizabeth Margaretha Jorissen-Bergen, bekend als Betty Bergen, werd geboren in Paramaribo op 29 mei 1905. Ze was de dochter van een Joodse plantage-eigenaar en zijn Zwarte huishoudster. Ze verloor al jong haar ouders en kwam in 1920 naar Nederland om haar opleiding als verpleegkundige af te ronden. Haar man overleed vijf maanden na het uitbreken van de oorlog.

    Bergen bood onderdak aan acht Joodse onderduikers in haar woning aan de Harmoniehof 59 in Amsterdam, waaronder drie kinderen. Toen één van de onderduikers zwanger bleek, besloot Bergen zélf te doen alsof ze in verwachting was. De valse zwangerschap werd als schandalig gezien, zeker omdat ze weduwe was. Om het uiterlijk van de baby te verklaren, verzon ze een verhaal over een witte vader die haar had verlaten.

    De onderduikers konden zich in geval van gevaar via een verborgen boekenkast in een schuilruimte terugtrekken. Maar in 1944 werden ze toch verraden en opgepakt. Elizabeth werd eerst naar Kamp Vught en uiteindelijk naar Ravensbrück gestuurd. Vijf van de onderduikers overleefden de oorlog niet, waaronder een baby van negen maanden. Na de bevrijding in 1945 keerde Bergen zwaar getraumatiseerd terug naar Amsterdam. Later hertrouwde ze met Wim Jorissen. Elizabeth overleed in 1983 in Amsterdam.

    Segundo Ecury

    Segundo Ecury, beter bekend als Boy, werd op 23 april 1922 geboren in Oranjestad, Aruba, als het zevende kind in een katholiek gezin van dertien. Zijn vader was een welgestelde zakenman. Om hem een betere opleiding te geven, stuurden zijn ouders hem naar een kostschool in Brabant. Daar kreeg hij vanwege zijn huidskleur met discriminatie te maken. In 1937 behaalde hij zijn diploma aan de Handelshogeschool in Tilburg.


    Samen met zijn studiegenoot Luís de Lannoy sloot Ecury zich aan bij het verzet. Later voegde ook Delfinico Navrro zich bij de jongens. Om niet ontdekt te worden door de Duitsers schreven ze in het Papiaments, een taal die de Duitsers niet kenden. Het drietal sloot zich aan bij de Knokploeg in Den Haag en voerden verschillende sabotageacties uit. Ze pleegden aanslagen met brandbommen op Duitse vrachtauto’s, lieten treinen ontsporen en hielpen onderduikers en geallieerde piloten.

    In 1942 moest Ecury Tilburg verlaten omdat het te gevaarlijk werd. Hij dook onder op verschillende adressen in Rotterdam, Delft en Oisterwijk waar hij zich opnieuw aansloot bij een verzetsgroep. Toen zijn vriend Luís de Lannoy werd gearresteerd op 10 februari 1944 probeerde Ecury hem te bevrijden maar zijn poging mislukte.

    Op 5 november 1944 woonde Ecury de hoogmis bij in de Elisabethparochie in Rotterdam-West. Na de mis werd hij gearresteerd; verraden door medeverzetsstrijder Kees Bitter. Bitter werd na zijn eigen arrestatie door de Sicherheitsdienst voor de keuze gesteld: samenwerken of neergeschoten worden. Hij koos voor verraad.

    Na zijn arrestatie werd Ecury opgesloten in de gevangenis van Scheveningen, het zogenaamde Oranjehotel. Bij zijn aankomst werd hij ter dood veroordeeld en de volgende dag, op 22-jarige leeftijd, samen met andere verzetsstrijders neergeschoten op de Waalsdorpervlakte bij Wassenaar. In 1947 werd zijn lichaam naar Aruba teruggebracht voor herbegrafenis, waar hij met militaire eer werd begraven. Op Curaçao is de ‘Boy Ecuryweg’ naar hem vernoemd en in november 1949 werd in Oranjestad een standbeeld ter ere van hem onthuld.

    Black resistance heroes to remember

    One-tenth of American liberators in World War II were black. Yet these heroes are not often seen in the world of cinema. Even when commemorating the soldiers who died in World War II, only white faces get frequently portrayed. Countless Surinamese, Caribbean people and African Americans helped liberate the Netherlands. Many Surinamese wanted to join the fight, but the Council of Ministers thought there was no room for them in the Dutch army.

    Black soldiers' skin colour was frequently used against them, and they worked extra hard because of it, but their hard work didn't get the recognition it deserves. It is important to reflect on these forgotten heroes.

    Black people also played an important role in the resistance. Here are the stories of three Black resistance heroes who should never be forgotten.

    Leo Lashley

    Leo Lashley was active in the V.O.S department in Rotterdam and was born in Nieuw Nickerie, Suriname, in 1903. He moved to the Netherlands to study Medicine in Utrecht and obtained his doctorate in ophthalmology in 1930. Shortly after he got married and settled with his family in Rotterdam as an ophthalmologist.

    When the Second World War started, Lashley was chairman of the Rotterdam Doctors' Association and in 1942 he protested against the establishment of the Nazi Doctors' Chamber. He also participated in the resistance by helping people find hiding places. Lashley was a strict believer and visited the church on Breeplein in Rotterdam every Sunday. Here three Jewish families were hidden in the two organ lofts. In 1944 Rebecca, one of the Jewish people in hiding became pregnant. Lashley was the only doctor to offer his help. He read books on midwifery in the evenings to help Rebecca get the help she needed. Behind the organ, the baby was born.

    After those events, Lashley was arrested several times, and he went into hiding until the end of the war. After the war, Leo remained active in the Surinamese association in Rotterdam. He played an important role in the development of the municipal government. A classified Homeland Security report contained a passage explaining that he would be removed from his position as a “coloured person.” This information was deeply offensive to him. Because of racism and discrimination, he nevertheless decided to leave the Netherlands.

    After this, Leo Lashley became editor of the magazine “Nieuw Suriname” and in 1947 he served as a board member of the Federation of Surinamese Associations on behalf of V.O.S. A year later, he left for Curaçao, where he was active as an editor for the magazine El Dorado. Leo Lashley passed away in 1980. In Rotterdam, a street near the former Zuiderziekenhuis is named after him.

    Elizabeth Bergen

    Elizabeth Margaretha Jorissen-Bergen, known as Bouten-Bergen, was born in Paramaribo on May 29, 1905. She was the daughter of a Jewish plantation owner and his black housekeeper. She lost her parents at a young age and came to the Netherlands in 1920 to complete her training as a nurse. Her husband dies five months after the start of the war.

    She sheltered eight Jewish people in hiding in her home at Harmoniehof 59 in Amsterdam. Three of the people in hiding were children. One of the people in hiding turns out to be pregnant. To protect the people in hiding, Elizabeth decides to pretend to be pregnant. Her "pregnancy" was seen as scandalous because she was a widow. She had to explain that the father was white, to explain the baby's appearance and that he had left her.

    The people in hiding could escape to a hiding place through a bookcase if necessary. After being betrayed in 1944, they were nevertheless arrested and Bergen was sent to Camp Vught, after which she eventually ended up in Ravensbrück. The five people in hiding did not survive the war; the youngest was nine months old. Elizabeth was liberated in 1945 and she returns to Amsterdam severely traumatized. After the war, Betty remarried Wim Jorissen. She died in Amsterdam in 1983.

    Segundo Ecury

    Segundo Ecury, also called Boy, was born on April 23, 1922, in Oranjestad on Aruba. He was the seventh child in a family of thirteen children. His parents were Catholic, and his father was a wealthy businessman. His father sent him to a boarding school in Brabant, where he had a hard time because of his skin colour. In 1937 he graduated from business school in Tilburg.

    Together with his fellow student Luís de Lannoy, Boy joined the resistance. Later Delfinico Navrro also joined the boys. In order not to be discovered by the Germans, they wrote in Papiamentu, a language the Germans did not know. They joined the Knokploeg in The Hague and carried out various sabotage actions. They committed incendiary attacks on German trucks, derailed trains and helped people in hiding and Allied pilots.

    In 1942 he had to leave Tilburg because it became too dangerous. He went into hiding at various addresses in Rotterdam, Delft and Oisterwijk where he again joined a resistance group. When his friend Luís was arrested on February 10, 1944, Ecury tried to free him but failed.

    On November 5, 1944, Ecury attended high mass in the Elisabeth parish in Rotterdam-West. After the mass, he was arrested, and betrayed by fellow resistance fighter Kees Bitter. After his arrest, Bitter was given the choice by the Sicherheitsdienst to cooperate and commit treason or be shot.

    After Boy was arrested, he was held in the prison in Scheveningen, also known as the 'Oranjehotel'. He was sentenced to death on his arrival and shot the next day on Waalsdorpervlakte near Wassenaar, together with other resistance fighters. The boy was only 22 years old at the time. In 1947 his body was returned to Aruba for reburial, where he was buried with military honours. In Curaçao, the 'Boy Ecuryweg' is named after him and in November 1949 a statue of him was unveiled in Oranjestad.

    Disclaimer

    De auteur van dit artikel kiest ervoor 'Zwart' met een hoofdletter te schrijven, een keuze die wij ondersteunen. Deze schrijfwijze wordt steeds vaker gebruikt om de politieke en culturele betekenis van de Zwarte gemeenschap te benadrukken, zoals ook wordt toegelicht in HET ANTIRACISME HANDBOEK (pagina 18 en 19) van Chanel Matil Lodik, of dit artikel op OneWorld.