Wat werkt in het onderwijs is simpel, maar het is nog niet zo simpel om het werkend te krijgen. De wetenschappelijke literatuur is overweldigend helder: de docent die de pedagogische flexibiliteit kan opbrengen om steeds weer met wisselende groepen leerlingen de verbinding aan te gaan en het onderwijs activerend weet te maken, is doorslaggevend. Er zijn meer factoren die correleren met studiesucces maar deze staat met stip op 1. Ook docenten zelf, die les geven aan de beste opleidingen, komen steeds met hetzelfde antwoord: we voelen de ruimte en steun het beste van onszelf te geven, we doen het samen, zijn een team, houden elkaar scherp en we weten wat en hoe we het willen.
Dus zou je zeggen: daar waar het nog niet zo lekker loopt, doe dat nou gewoon en dan komt het allemaal goed. De oplossing om het onderwijs aan de praat te krijgen lijkt simpel. Maar helaas is het niet altijd simpel om die oplossing in gang te zetten. Een van de redenen is dat onderwijs steeds meer een professionele groepsactiviteit geworden is. Zeker in het hoger beroepsonderwijs is het beeld achterhaald van die ene docent met 'zijn' of 'haar' studenten.
Onderwijs is meer dan een optelsom van vakken, is gevarieerder en dus ontmoeten docenten elkaar in verschillende 'professionele coalities' en is de individuele kwaliteit van de docent niet alleen de maat der dingen, maar ook (steeds meer? vooral?) de collectieve kwaliteit. Onderwijs heeft zich ontwikkeld van een individuele sport naar een teamsport. En we weten van de sport dat dat andere eisen aan de topsporter stelt, additionele eisen. We weten ook vanuit de sport dat het niet vanzelf goed komt. Het collectieve ontstaat niet vanzelf, het vereist iets gezamenlijks. Dat gezamenlijke valt uiteen in twee dingen: een gezamenlijk doel. En daarnaast, waar we het veel te weinig over hebben en waar vooral in het beroepsonderwijs enorme kansen liggen: een gezamenlijke identiteit. Een schaal van de opleiding die te overzien is, evenals een leidinggevende die 'het begrijpt' en dat proces van 'collectivisering' weet te bevorderen, helpen daarbij erg.
Dinsdag 19 januari: College van Bestuur op bezoek bij Verloskunde
Het mooie van beroepsonderwijs is vaak dat juist het beroep ons bij de les houdt. Dat het beroep en de daarbij behorende vaardigheden, cultuur en professionele codes zo indringend en inspirerend zijn, dat de cohesie van het team zichzelf als het ware opdringt. Opleidingen met een sterke identiteit, met een eigen karakter zijn vaak goeie opleidingen. Omdat die (beroeps)identiteitverbindt, kan verbinden. Waardoor docenten een gezamenlijke inspiratie hebben, waardoor de verbinding student – docent gefaciliteerd wordt en docenten hun studenten vaak zien als professionals in wording. Waardoor er een professionele omgeving is die – in de positieve betekenis – sterk normerend werkt.
Verloskunde is zo’n opleiding die goed geworteld is in een professionele identiteit; een opleiding die het heel goed doet en in de laatste Keuzegids het predicaat ‘Topopleiding’ meegekregen heeft. In de notitie die de opleiding ons toestuurt ter voorbereiding op ons bezoek schrijven zij: “Wij zien en behandelen de student vanaf dag één van binnenkomst bij onze opleiding al als een toekomstig collega en stellen hoge eisen qua werktempo, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. We zijn een kleine opleiding, dus we kennen de studenten bij naam, de lijnen zijn kort en de begeleiding is derhalve intensief en interactief.”
De formule voor succesvol onderwijs in een notendop. Natuurlijk helpt het feit dat de opleiding stevig selecteert aan de poort de identiteit en kleine schaal te borgen. Maar daarmee is het ook een vrij zuivere illustratie van het feit dat effectieve pedagogiek/didactiek en binding tussen docenten onderling en docenten met hun studenten erg geholpen kan worden doordat opleidingen zich een eigen identiteit willen en durven aanmeten.
Donderdag 21 januari: College van Bestuur op bezoek bij Logopedie en Verpleegkunde
We worden in deze week vaker bevestigd in die overtuiging. Eerder bij ons bezoek aan de Leraren Gezondheidszorg en Welzijn, die een identiteit laat zien die sterk wortelt in gedeelde opvattingen over pedagogisch/didactische uitgangspunten. Vandaag zien we het terug bij Logopedie. Met een meer dan voldoende accreditatie, een hoge studenttevredenheid van 4 op een schaal van 5, uitstekende relatie met de arbeidsmarkt en een docenttevredenheid die heel hoog te noemen is, een uitstekende opleiding. Maar wel een opleiding met een - zorgelijk - teruglopend studiesucces.
Een typisch voorbeeld van een opleiding waarin de mbo’er het moeilijk begint te krijgen, waarbij het ontbreken van de noodzakelijke cognitieve kennis, de taal en de reflectieve vaardigheden hen meer en meer doen struikelen. De opleiding ziet een groei in de toestroom van mbo’ers, deels omdat we veel selectiever zijn geworden in de toelating bij de pabo’s en afgewezen mbo’ers denken bij Logopedie “iets met kinderen te kunnen gaan doen”. Deze studenten vinden de studie moeilijk en zwaar. Docenten ervaren een spanningsveld tussen, zoals ze zelf aan ons schrijven, “kansen bieden aan mbo’ers en kwalitatief goed opgeleide logopedisten afleveren”. Er ontspint zich een gesprek met als rode draad dat de eindnorm uiteindelijk bepalend is. Dat het onze taak is dat we ons maximaal inspannen studenten te bedienen maar dat de eisen die het vak stelt uiteindelijk de norm der dingen zijn. En natuurlijk nog meer investeren in goed communiceren vóór de poort. Studenten moeten zich beter (kunnen) oriënteren op wat ze gaan studeren.
Diezelfde dag praten we ook met de collega’s van Verpleegkunde. Deze opleiding bevindt zich in een andere fase van ontwikkeling. De opleiding staat nog niet te stralen boven aan de kwaliteitslijstjes. Heeft wel grote stappen gezet de afgelopen jaren, door weg te bewegen van de onderste regionen. De opleiding heeft sterk geïnvesteerd de afgelopen jaren om de basis op orde te maken: roosters, nette lokalen, discipline richting docenten en studenten, duidelijke normen stellen, verplichte aanwezigheid. Een zekere strengheid die past bij onderwijs. Je zou het ook duidelijkheid kunnen noemen. Waarmee de opleiding successen boekt, bijvoorbeeld zich uitend in een oplopend studiesucces. Nu zit de opleiding in een volgende fase: inzetten op het stimuleren van binding in de klas door middel van vormen van didactisch coachen, didactische maatregelen en een programma dat heet ‘gezond studeren’, met als boodschap richting studenten:
- Voorkom stress, haal alles in een keer
- Ken jezelf: organiseer zelf ondersteuning op je zwakke plekken
- Doe mee!
- Zoek een maatje
We zien hier het begin van het doorontwikkelen van een eigen identiteit die ook meer en meer zal wortelen in de professionele identiteit van het beroep en de omgeving waarin dat beroep wordt uitgeoefend. Want ook die omgeving kent professionele waarden die zo te verplaatsen zijn naar het onderwijs, waarmee de voor succesvol studeren zo noodzakelijke binding gerealiseerd kan worden.
Woensdag 20 januari: bestuurders ontmoeten lectoren
Alle hogescholen worstelen met het vraagstuk van studiesucces. Elke hogeschool wordt geconfronteerd met het feit dat studenten het moeilijker vinden om af te studeren en studenten die in relatief grotere getalen uitvallen. In de Randstad is er een netwerk ontstaan van hogescholen die hun krachten bundelen om die uitdaging te lijf te gaan. De hogescholen investeren ieder voor zich in onderzoek om greep op het vraagstuk te krijgen en vandaag hebben we de mensen bijeengebracht van de onderscheiden hogescholen die de kennis in huis hebben of gaan ontwikkelen.
Op bezoek bij Hogeschool Inholland in Den Haag praten bestuurders, onderzoekers en lectoren met elkaar over het vraagstuk. De bedoeling is kennisdeling en vooral de lectoren uit te nodigen samen te werken. De aanwezige lectoren hebben allemaal een relatie met het vraagstuk van studiesucces, hoewel ze het net allemaal wat anders aanvliegen. En juist dat maakt het samenwerken interessant. We hebben een probleem, een groot probleem, maar ook de kennis in huis om het probleem op te lossen! We moeten van elkaar leren, op het niveau van de opleiding, de hogeschool en het hbo als totaliteit.
Lector René Diekstra van de Haagse Hogeschool heeft zijn bijdrage de titel meegegeven: ‘What a difference a teacher makes’. Met als prikkelende ondertoon dat we heel goed weten wat werkt, maar dat we het klaarblijkelijk moeilijk vinden datgene wat werkt, werkend te krijgen. Citaat: “What works and why do we have so little of it?”. Hij schetst succesfactoren voor effectief docentschap en betoogt dat we docenten onvoldoende pedagogisch toerusten. Hij laat zien dat empirisch onderzoek overtuigend aantoont dat activerend onderwijs de grootste kans op succes heeft. Kennis moet pedagogisch vertaald worden. En houdt bestuurders de spiegel voor dat zij deze focus niet altijd koesteren, maar de oplossing te vaak zoeken in 'organisatorische maatregelen' die te ver van de klas af staan. Er wordt geknikt in het bestuurdersvak....
Teamvorming. Pedagogiek. Het samen doen. Verbinding maken. Klinkt allemaal eenvoudig. Gaat niet vanzelf. Je zoekt het elixer, de katalysator. Haal het niet van ver. Kijk om je heen en dan ligt het soms voor het oprapen: het beroep waar we voor opleiden.
"Haal het niet van ver, ook in die zin dat we nog heel veel van elkaar kunnen leren binnen de hogeschool. We starten binnenkort de reeks "Goed onderwijs, wat werkt en waarom?". Daarin laten we steeds portretten zien van opleidingen die het goed doen in de Keuzegids of op specifieke indicatoren die wij hanteren voor kwaliteit, die we de Ankerpunten zijn gaan noemen.
De reeks is onderdeel van het project dat onder leiding staat van mijn collega Angelien Sanderman, een project dat ons in het najaar een nieuwe strategische visie en agenda moet opleveren. Angelien is - samen met een lector, een docent/onderwijskundige en een tekstschrijver - in dat verband indringend in gesprek gegaan met tien opleidingen. De verslagen van die gesprekken zijn inspirerend.
Om tot de strategische agenda te komen, gaan we meer doen. We gaan onze Focusstrategie evalueren, mede aan de hand van de ankerpunten en we gaan kijken of we tegemoet zijn gekomen aan de prestatieafspraken die we gemaakt hebben met het ministerie van OCW. We gaan proberen te benoemen wat niet goed gaat. Maar we gaan vooral luisteren en in gesprek zodat we van elkaar leren en inspiratie halen uit het werk van collega's die mooi onderwijs neerzetten. We starten de reeks binnenkort met een aankondiging op onze website."
Over de auteur
Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam
Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.
Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.