Menu English

Aos3R wil vanuit een grote diversiteit aan werkcontexten (1) in een wederkerige samenwerkingsrelatie (aanstaande) leraren opleiden en professionaliseren met een sterke professionele identiteit (2), waarbij het onderzoekend handelen en leren van alle (aanstaande) leraren en pabo-docenten centraal staat (3). Hieronder lichten wij de hoofdpunten van onze visie op leren toe.

  1. Diversiteit
    Aos3R wil studenten opleiden waarbij het leren in diverse contexten centraal staat door de grote diversiteit aan mogelijkheden binnen de Aspirant Opleidingsschool te benutten.

    Met dit aandachtspunt sluiten we aan bij ons beroepsbeeld dat een leraar het leren van leerlingen in diverse contexten kan ondersteunen en inspeelt op verschillende behoeften van leerlingen. De scholen binnen aos3R zijn divers in verschillende opzichten. De scholen verschillen allereerst in capaciteiten, talenten, gedrag, sociaal-culturele- en migratieachtergronden van de leerlingenpopulaties (en hun ouders). In de tweede plaats zijn er verschillen tussen scholen in pedagogisch en didactisch opzicht, zoals Dalton-, Jenaplan- en Montessorionderwijs, maar ook regulier en speciaal (basis)onderwijs. Een divers aanbod van onderwijsvarianten biedt studenten de gelegenheid zich breed te oriënteren. Zo vormt zich hun visie op het beroep en hun professionele identiteit in relatie tot hun eigen kwaliteiten. Studenten kunnen zich bijvoorbeeld op de opleiding verdiepen in theoretische uitgangspunten en zich voorbereiden op het lesgeven om zodoende bij het werkplekleren op een Montessorischool les rekening te houden met het differentiëren tussen leerlingenniveaus en -interesses. Of b.v. aan te sluiten bij 'gevoelige perioden' van kinderen en te werken met drie jaargroepen in één klas. In deze diversiteit aan contexten wordt de student aangezet tot bewust handelen op basis van kennis van de specifieke context. De opgedane ervaringen worden besproken met werkplekbegeleider (wpb), school- en instituutsopleiders en dragen bij aan het reflectieproces en leren van de student. In aos3R benutten we deze verschillen in leerlingenpopulatie en pedagogisch/didactische visies dus bewust. We doen dat door studenten in de eerste twee leerjaren van hun opleiding ervaring te laten opdoen op diverse soorten scholen en hen kennis te laten maken met de verschillende manieren waarop scholen met hun leer- en opvoedingsopdracht omgaan. De student wordt hierdoor niet alleen breed opgeleid, maar leert ook inspelen op maatschappelijke en onderwijskundige omstandigheden. In de profilerings- en afstudeerfase (vanaf 3e leerjaar) geven we studenten de gelegenheid bewust te kiezen voor een school die past bij hun eigen voorkeur en ontwikkeling, zodat zij een eigen leraarprofiel opbouwen en vanuit hun perspectief onderwijs kunnen ontwikkelen (zie het tweede punt van het beroepsbeeld).

  2. Wederkerige samenwerkingsrelatie
    Aos3R realiseert een wederkerige samenwerkingsrelatie tussen basisscholen, besturen en opleiding die gekenmerkt wordt door een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het opleiden van leraren, waarbij de student voortdurend ervaart dat het leren op de basisschool en op het instituut elkaar aanvullen en dat de begeleiding en beoordeling op elkaar afgestemd zijn. Dit draagt bij aan de ontwikkeling van zijn professionele identiteit.

    Dit aandachtspunt komt voort uit ons beroepsbeeld om samen onderwijs te ontwikkelen en collega's daarin te ondersteunen. In de samenwerking is er sprake van complementariteit: instituut (pabo) en basisscholen zetten hun eigen expertise in bij het samen opleiden en organiseren het onderwijs vanuit een krachtig beroepsbeeld op zo'n wijze dat alle betrokkenen leren. Er wordt een structuur gerealiseerd die samen leren mogelijk maakt. Daarvoor richten we ons op het bevorderen van een professionele dialoog. In paragraaf 3.2.4 (Benodigde expertise en professionalisering) wordt de inhoud van de professionele dialoog beschreven en aangegeven welke inbreng de betrokkenen van alle partners van aos3R hebben. De trainingen spelen daarbij een belangrijke rol. Al doende ontwikkelen we in aos3R een gezamenlijke taal in alle lagen en geledingen van, voor en door professionals op basisscholen en van studenten en docenten op de pabo. Zo is er voor de studenten vanuit de school, bestuur en instituut een gezamenlijk informatiebulletin, waarin de afstemming zichtbaar is. Studenten zijn gebaat bij een werk- en opleidingsplek waar begeleiders werken die hetzelfde doel hebben: de student begeleiden bij zijn ontwikkeling naar het leraarschap. Een belangrijke ambitie is om het leren op de werkplek en het leren in de opleiding – meer dan nu het geval is – met elkaar te verbinden. Dit doen we bijvoorbeeld door tijdens cursussen en het onderwijs de context van de werkplek als uitgangspunt voor leren te nemen, en door de student nieuwe kennis te laten verbinden aan het leren op de werkplek. Op deze manier benutten we de grote diversiteit aan contexten binnen aos3R voor het leren en werken van de student. Dit hangt direct samen met een belangrijk doel in onze visie bij het samen opleiden: de ontwikkeling van een professionele identiteit van onze studenten. De professionele identiteit van leraren is de identiteit die gevormd wordt door de interactie tussen de persoonlijke en professionele dimensie in de beroepsuitoefening (Beijaard, 2009). Belangrijke vragen zijn: 'Wie ben ik als leraar?' en 'Wat voor leraar wil ik worden?'. Inzicht in de eigen professionele identiteit zorgt ervoor dat studenten hun handelen als leraar kunnen verantwoorden en er een eigen invulling aan kunnen geven. Het is van belang dat onze aanstaande leraren in de dynamiek van samenleving en onderwijs hun eigen richting kunnen bepalen. In onze visie op samen opleiden willen we studenten daarbij intensief begeleiden.

  3. Groei: leren, opleiden, begeleiden en beoordelen
    Aos3R zorgt voor een focus op het leren van de aanstaande en startende leraar én de partners van aos3R, waarbij een onderzoekende houding een belangrijk uitgangspunt is.

    Voortdurende groei en leren is noodzakelijk om vanuit ons beroepsbeeld niet alleen het leren van leerlingen te kunnen ondersteunen, maar juist ook de ontwikkeling van collega's. Groei en leermogelijkheden zijn ook nodig om het onderwijs te kunnen ontwikkelen. Het is een belangrijk aspect van ons beroepsbeeld. In aos3R creëren we een rijke leeromgeving waarin de student en de startende leraar in en van de schoolcontext leren. Dit leren vindt plaats in interactie met professionals van de school en het instituut. De intensiteit van de samenwerking zorgt voor een focus op opleiden, begeleiden en professionaliseren waarvan niet alleen studenten en startende leraren, maar ook ervaren leraren en pabo-docenten profiteren. Zo ontstaat er een leeromgeving waarin professionele ontwikkeling vanzelfsprekend is en waarin iedereen kan leren. Aos3R stimuleert en ondersteunt het onderzoekend handelen van alle betrokkenen. Begeleiders en opleiders van de scholen en de pabo brengen met de student en startende leraar voortdurend het praktisch handelen in verband met theoretische kennis en andersom. Studenten doen praktijkkennis en –ervaringen op en verbinden dit aan theoretische kennis die wordt verworven binnen aos3R. Zij brengen kennis vanuit de pabo de school in, bijvoorbeeld met nieuwe vormen van instructie en actuele inzichten. In hun 4e jaar wordt er onderzoek gedaan in samenwerking tussen studenten, leraren, docenten en onderzoekers. Dit onderzoek is sterk gericht op de schoolcontext, draagt bij aan onderwijsontwikkeling en leidt tot competentieontwikkeling van alle betrokkenen.

De visie op samenopleidenleidt tot de volgendeuitwerking op didactischniveau.  

  1. Benutten van de diversiteit – Contextrijk leren
    In aos3R benutten we de diversiteit van de schoolcontexten door deze bij het opleiden van studenten en het professionaliseren van alle betrokkenen centraal te stellen. Dit vraagt van de school om de schoolcontext zo te beschrijven, dat duidelijk wordt waar de school voor staat, wat de school de student te bieden heeft en wat de student voor de school zou kunnen betekenen. Door de schoolcontext te beschrijven, wordt het voor de student duidelijk wat er bijzonder is aan de school en kan hij met zijn begeleiders en opleiders nagaan op welke manier hij zijn bekwaamheden in de school kan gaan ontwikkelen aan de hand van eigen leervragen. De student maakt zo kennis met de visie en speerpunten van de school en leert zich daartoe te verhouden. Doordat de wpb-ers de uitvoering van onderwijs expliciteren en met de student bespreken, wordt het voor de student duidelijk vanuit welke visie en schoolcontext er gewerkt wordt en op welke wijze dit vorm krijgt. De student krijgt een beeld waar welke school voor staat en ontwikkelt daardoor een eigen visie op onderwijs.

    Voorbeeld 1. In de praktijk betekent dit dat er voor de studenten een verschuiving plaats vindt van opgeleid worden binnen een bepaalde groep naar opgeleid worden binnen een bepaalde school. Tijdens de startbijeenkomst voor studenten in de eerste stageweek wordt de schoolcontext met al zijn leermogelijkheden bij de studenten geïntroduceerd. School- en instituutsopleider werken hierin samen. Tijdens deze bijeenkomst ontvangen de studenten een informatiebulletin van de school, waarin de schoolcontext beschreven staat. Er wordt aandacht besteed aan vragen als: Hoe koppelt de student persoonlijke leervragen aan de schoolcontext? Wat heeft de school te bieden? Wie zijn de kerndocenten en verantwoordelijken voor specifieke gebieden? Hoe verhoudt e.e.a. zich tot de stagewerkzaamheden in de eigen groep? Wat zijn essentiële communicatielijnen? Wat zijn de wederzijdse verwachtingen? Wat is de rol van de wpb, school- en instituutsopleider? Wie neemt het initiatief? Voor bijv. het bijwonen van teamvergaderingen, bouwoverleg, studiedagen, ouderavonden ligt het initiatief bij het begeleidingsteam. Voor bijv. specifieke afspraken binnen contextrijk leren, het plannen en uitvoeren van opdrachten ligt het initiatief bij de student. En hoe kan de student zijn eigen ontwikkeling optimaal sturen en invullen? Concrete voorbeelden van leermogelijkheden buiten de eigen stageklas zijn o.a.: internationale schakelklassen, Engelse lessen door de hele school (Yellow Brick Road), hoe verzorgt de school onderwijs op afstand en de rol van studenten daarbij (tijdens coronacrisis), leertijduitbreiding, 21ste-eeuwse vaardigheden op schoolniveau, specifieke programma's die door de hele school lopen (bijv. Met woorden in de weer als semantiseringsprogramma), doorgaande leerlijnen van peuters naar kleuters naar groep 3 (en verder), Bieb op school, contacten met wijkteams voor zorgvragen van en voor ouders, schoolmaatschappelijk werk, IB'er, logopedie en motoriek in de school, schoolbrede werkgroepen (bijv. voor Burgerschap, W&T, Begrijpend Lezen), Ouderbetrokkenheid op schoolniveau etc.

    Door de context van de school – en daarmee de actuele thema's die op de school spelen – als uitgangspunt te nemen voor het leren op de werkplek, worden de studenten zich bewust van die context en kunnen zij in hun leren, ontwikkeling en toekomstverwachtingen daarop aansluiten. In eerste instantie voor een brede ontwikkeling en in tweede instantie kennismaken met diverse mogelijkheden voor specialisatie. In het curriculum van aos3R zetten we voor het leren op de werkplek de context van de basisschool centraal. Op deze manier laten we studenten voortdurend praktijk en theorie met elkaar verbinden en dit benutten om aan hun eigen ontwikkeling te werken én die van de leerlingen. Zo realiseren zij ook een eerste uitgangspunt van ons beroepsbeeld. Het tegemoet komen aan de diverse leerbehoeftes van leerlingen en ondersteunen van hun leren in diverse contexten.

  2. Wederkerige samenwerkingsrelatie – Verbinding theorie-praktijk
    De wederkerige samenwerkingsrelatie zorgt ervoor dat alle professionals in aos3R vanuit hun eigen expertise steeds de verbinding theorie-praktijk maken. De begeleiders en opleiders dagen de student en de startende leraar voortdurend en op verschillende manieren uit om de verbinding tussen theorie, praktijk en de eigen groei als professional te leggen. Hierbij nemen zij de ervaringen op de werkplek en de context van de school als uitgangspunt (Kelchtermans, 2010; Onstenk, n.d.; Verbiest, n.d.).

    Voorbeeld 2. Theorie en praktijk verbinden. Tijdens lessen rondom de professionele identiteitsvorming staan de bekwaamheidseisen die de studenten moeten ontwikkelen, centraal. Hun praktijkervaringen verbinden ze aan theorie die ze vanuit het samen opleiden aangeboden krijgen. Zij vragen daarbij hun begeleiders en medestudenten zowel op de opleiding als op de basisschool om feedback. Ook zijn de lessen in de opleiding gekoppeld aan de leeftijdsgroep waarbij de student stage loopt, zodat de opgedane kennis en praktijkervaringen op elkaar afgestemd zijn. De student kan zo met de begeleiders en opleiders in het werkveld theorie en praktijk met elkaar verbinden. Het is een wederkerig proces, zoals te zien is in een lemniscaat. Theorie wordt opgedaan op de pabo, meegenomen de praktijk in, de praktijk wordt uitgevoerd vanuit de theorie en weer meegenomen naar de pabo alwaar er wederom op gereflecteerd wordt.

    Werkplekleren in aos3R krijgt vorm in de professionele dialoog tussen student, school- en instituutsopleider en onderzoeksbegeleider (zie paragraaf 3.2.4). Die dialoog wordt gevoerd over het dagelijkse werk als leraar op de werkplek en gekoppeld aan theorie vanuit opleiding of werkplek. Door deze belangrijke werkwijze wordt onze visie op opleiden gerealiseerd. Doordat het werkplekcurriculum van aos3R in nauw overleg tussen instituut en scholen tot stand komt, is er voor studenten en startende leraren een voortdurende voeding van en verbinding tussen zowel de theorie als de praktijk van het lesgeven. De ontwikkelgroep Leeromgeving (zie par. 3.2.2) wordt verbonden met de curriculumcommissie van de pabo zodat de pendel tussen werkplekleren en het leren op het instituut onlosmakelijk met elkaar verbonden wordt. Dit is in het instituut en op de werkvloer zichtbaar. Alle betrokkenen zetten zich in voor die verbinding. Bij het ondersteunen van het leren op de werkplek worden leermomenten vanuit de theorie gestuurd, bijvoorbeeld met behulp van beroepsgerichte praktijkopdrachten, ontwerp- of onderzoeksopdrachten.

    Voorbeeld 3. Vanuit de Taaldidactiek: studenten gaan in een groep 3 of groep 4 van de basisschool aan de slag met de ontwikkelingen van de leerlingen op het gebied van het technisch lezen. Zij onderzoeken de verschillende niveaus, volgen de leerlingen gedurende een aantal weken, observeren en verwerken hun bevindingen en begeleiden individuele leerlingen met hun proces waarbij ook onderwijs ontworpen wordt. Het verzamelen en analyseren van data leren en verwerken ze weer op het instituut.

    Deze opdrachten kunnen zowel door de pabo, als door basisscholen geïnitieerd worden. Dit leidt voor de studenten tot een goed beeld van de praktijk en voor startende leraren tot een goede aansluiting van pabo en ondersteuning op de basisschool. Met anderen onderwijs en leren vormgeven maakt collegiale ondersteuning en onderwijsontwikkeling mogelijk. Het zijn belangrijke uitgangspunten van ons beroepsbeeld.

  3. Groei student en startende leraar centraal – Onderzoekend leren en handelen

In aos3R staat de groei van de student en startende leraar centraal. De wpb, school- en instituutsopleider en de coach van startende leraren stimuleren en ondersteunen de (aanstaande) leraar bij het leren van en in de praktijk. Zij zijn erop gericht om de student en starter te laten ingroeien in het leraarsberoep, met een eigen visie op onderwijs en een brede blik op de ontwikkeling van leerlingen. Studenten worden opgeleid tot onderzoekende, lerende en handelende leraren die vaardig zijn in en bewust streven naar het koppelen van theorie en praktijk bij hun dagelijkse werkpraktijk. We stimuleren studenten in hun opleidingstraject voortdurend op twee niveaus:

  • studenten leren om op basis van theorie, ervaringen en reflectie, bewust, planmatig en weloverwogen het eigen handelen te evalueren en verbeteren.
  • studenten leren om vraagstukken te onderzoeken op klas- of schoolniveau en daarbij passende onderzoeksmethoden te gebruiken. Dit onderzoek vindt bijvoorbeeld plaats in leerwerkgemeenschappen van studenten en/of leraren, docenten en onderzoekers.

Voorbeeld 4. Binnen Stichting Onderwijs Primair wordt gewerkt met diverse PLG's (hoogbegaafdheid, rekenen, pedagogisch vakmanschap) om de kwaliteit van het onderwijs verder te verhogen. De speerpunten van scholen en Stichting zijn met elkaar verbonden om in te zetten op PLG's, scholing in de academie en de onderzoeksagenda. De PLG's die nu draaien komen voort uit data op Stichtingsniveau en schoolniveau. Het is belangrijk dat studenten een onderdeel van een team zijn en ook als dusdanig benaderd worden en meedraaien in de PLG's. De PLG's komen om de zes weken bij elkaar en werken volgens een vaste opbouw aan opdrachten die uit de PLG naar voren komen.

Het onderzoekend handelen wordt gestimuleerd door de student te laten reflecteren op de lessen, de voorbereiding en de uitvoering en de theorie die daarbij passend is. Onderzoek dat de student uitvoert, wordt begeleid en gestimuleerd door de onderzoeksbegeleider (of instituuts-) en schoolopleider. Het Kenniscentrum Talentontwikkeling levert met zijn ervaren onderzoekers een nadrukkelijke bijdrage in dit proces. De onderzoeksbegeleider zorgt voor een duidelijke verbinding met de onderzoeksagenda van de basisschool (gekoppeld aan de schoolcontext en koersdocument van het schoolbestuur) en met de onderzoekslijn van de opleiding. De begeleider vormt zo mogelijk leerwerkgemeenschappen van studenten, leraren, docenten en onderzoekers om onderzoeksopdrachten uit te voeren.

Voorbeeld 5. Onderzoeksbegeleiders van zowel de basisschool als ook van de pabo en studenten gaan met elkaar aan de slag om o.a. onderzoeksvragen helder te krijgen en eenduidig te formuleren naar aanleiding van de specifieke praktijksituatie van de basisschool. Voorbeelden van onderzoeken die in samenspraak met de basisschool tot stand zijn gekomen: Past de spellingsmethode van Staal bij Dalton onderwijs? Hoe wordt de rekenmethode Met sprongen vooruit bij de kleuters gebruikt? De leesontwikkeling in groep 3 bij anderstaligen.

Binnen aos3R stopt het leren niet na de bacheloropleiding. Startende leraren zijn steeds meer in staat om hun eigen leren vorm te geven met behulp van reflectie op het handelen. Reflectie vraagt tijd en interactie met anderen. Daarom volgen startende leraren binnen aos3R een inwerkprogramma (inductie) dat onder andere bestaat uit coaching in de klas en (bovenschoolse) intervisie. Het inwerkprogramma vormt een brug tussen het leren in aos3R als student en het leren als professional en daarmee wordt een doorlopende leerlijn gerealiseerd. Voor het kunnen organiseren en ontwikkelen van onderwijs, twee uitgangspunten van ons beroepsbeeld, zijn continu leren en professionaliseren noodzakelijk.

 

OS Boss po wil (1) in een wederkerige samenwerkingsrelatie leerkrachten opleiden en professionaliseren die (2) in de uitdagende en diverse Rotterdamse context voor alle leerlingen een optimale leeromgeving creëren en (3) blijvend onderzoekend intentioneel handelen en ontwikkelen. Deze drie kernpunten worden nader uitgewerkt in onderstaande visie.

  1. Wederkerige samenwerkingsrelatie

    In OS Boss po werken opleiding, besturen en basisscholen gezamenlijk intensief samen aan de opleiding van aanstaande en startende leerkrachten, waarbij praktijk en theorie sterk verbonden worden (Ros, n.d.). De partners dragen een gelijkwaardige verantwoordelijkheid voor de opleiding en begeleiding van (aanstaande) leerkrachten. In de samenwerking is er sprake van complementariteit: de opleiding en de basisscholen zetten alle hun eigen expertise in bij het samen opleiden, dragen zorg voor rijke opleidingstrajecten voor studenten en het leren van en met elkaar door studenten, (startende) leerkrachten en docenten Pabo.
    OS Boss po legt een grote nadruk op de beroepspraktijk door middel van werkplekleren (Bolhuis, Buitink & Onstenk, 2010). We zien hierbij een grote rol voor professionals op basisscholen, die in nauwe samenwerking met de instituutsopleiders de opleidingstrajecten, begeleiding en beoordeling gaan vormgeven.We ontwikkelen in de opleidingsschool een gezamenlijke taal voor, door en van professionals op basisscholen en docenten op de opleiding, in alle lagen en geledingen. Dit leidt tot wederzijds begrip en het maakt dat we elkaars kennis benutten om de eigen professionaliteit en werkpraktijk voortdurend te verbeteren. De intensiteit van de samenwerking zorgt voor een focus op opleiden, begeleiden en professionaliseren waar niet alleen de student, maar ook de (startende) leerkracht en Pabodocent van profiteren. Er is een doorlopende samenhangende leerlijn, waarin alle betrokkenen een leven lang kunnen leren. Deze leerlijn in professionele ontwikkeling heeft een duidelijke plaats in het HRM (Human Resource Management)-beleid (zie Vermeulen, M. & M. Versloot, n.d.) van zowel de opleiding als de scholen en schoolbesturen. De wederkerigheid in de samenwerking komt hierin sterk tot uitdrukking

  2. De Rotterdamse context

    OS Boss po is gesitueerd in de grootstedelijke omgeving van Rotterdam. Deze context wordt gekarakteriseerd door een diversiteit aan leerlingen (en hun ouders), met grote verschillen in cognitie en sociaal-culturele achtergronden. Het werken in deze complexe, dynamische omgeving biedt mooie en unieke ontwikkelmogelijkheden voor zowel studenten als (startende en ervaren) leerkrachten en docenten. Zij staan in de praktijk voor pittige en uitdagende vraagstukken, bijvoorbeeld ten aanzien van de optimalisering van de onderwijskansen van alle leerlingen, ongeacht hun achtergrond. We willen in onze opleidingsschool deze rijke context, die gekenmerkt wordt door grote diversiteit, optimaal benutten. Dat doen we door studenten ervaring te laten opdoen op de verschillende soorten scholen in de grootstedelijke context en hen kennis te laten maken met de diverse wijzen waarop scholen met de dynamiek van die context omgaan.

  3. Onderzoekend intentioneel handelen en ontwikkelen

    De dynamische grootstedelijke context vraagt om een professional die onderzoekend handelt en theorie en praktijk met elkaar verbindt om het onderwijs te evalueren en verbeteren. OS Boss po stimuleert en ondersteunt het onderzoekend handelen van alle betrokkenen, omdat opleiders en begeleiders vanuit de scholen en het instituut met de student voortdurend het praktisch handelen in verband brengen met kennis en andersom. Studenten doen praktijkkennis en –ervaringen op en verbinden dit aan theoretische kennis die wordt verworven op de opleiding. Zij brengen kennis vanuit de opleiding de school in, bijvoorbeeld met nieuwe vormen van instructie en actuele inzichten. Daarnaast wordt onderzoek gedaan in leerwerkgemeenschappen van studenten, leerkrachten, docenten en onderzoekers. Dit onderzoek is sterk gericht op de schoolcontext, draagt bij aan onderwijsontwikkeling en leidt tot competentieontwikkeling van alle betrokkenen.
    Doordat er op alle niveaus regelmatig overleg is en onderzoek gedaan wordt, ontstaat een wederzijdse beïnvloeding van werkveld en opleiding. Voor de opleiding betekent dit dat zij, door intensief contact met het werkveld, blijvend op de hoogte is van de actualiteit waarin de scholen zich bevinden en dat zij tijdig mee kan gaan in die actualiteit met de opleiding van studenten en de professionalisering van docenten. De opleiding ontwikkelt in samenwerking met het werkveld kennis, ontwerpt onderwijs en zet vernieuwingen in. Deze vernieuwingen kunnen zowel op de opleiding als in het werkveld geïnitieerd en geïmplementeerd worden.