Deze keer: lector Tomasz Jaskiewicz (Civic Prototyping).
Tomasz onderzoekt hoe inwoners, ontwerpers en technologie samen de stad vormgeven. Vanuit zijn achtergrond in architectuur en stedenbouw ontdekte hij dat technologische innovatie pas echt betekenis krijgt wanneer ze wordt ingebed in de leefwereld van mensen. Daarom ontwikkelt hij binnen zijn lectoraat methoden en tools om innovatie democratischer te maken — door te experimenteren, samen te ontwerpen en technologie in dienst te stellen van sociale waarden.
- Wat was jouw persoonlijke drijfveer om met dit onderwerp aan de slag te gaan?
Mijn achtergrond ligt in architectuur en stedenbouw, en aanvankelijk heb ik me verdiept in interactieve gebouwen—structuren die reageren op de acties van bewoners. Maar al snel kreeg ik het gevoel dat de technische fascinatie op zichzelf niet genoeg was: die prototypes werden vaak gezien als curiosa of kunstinstallaties, niet als iets dat mensen werkelijk wilden gebruiken. Daarom wilde ik begrijpen: waarom werkt iets technisch misschien, maar lukt het niet om het te verankeren in allerdagse behoeftes en gewoontes? Die worsteling bracht me ertoe om te kijken naar menselijke processen, naar hoe mensen betekenis geven aan technologie, met gebruik van co-creatie en andere vormen van creatieve participatie in innovatieprocessen. Zo is de stap ontstaan naar wat ik nu “civic prototyping” noem — een manier van prototypen waarin technologie én burgers samenkomen in het ontwerp van de stad. Ik geloof sterk in de democratisering van technologische innovatie — dat innovatie niet het exclusieve domein moet zijn van techbedrijven, maar iets waarin inwoners zelf een stem hebben.
- Kun je in eigen woorden vertellen waar jouw lectoraat zich op richt?
Mijn lectoraat Civic Prototyping richt zich dus op het ontwikkelen van methoden, tools en processen waarmee bewoners van steden zelf kunnen deelnemen in de ontwikkeling van technologie in hun leefomgeving.
Het gaat om de kruising tussen ontwerp, technologie en maatschappelijke betrokkenheid — we experimenteren met prototyping als middel om “democratie in het klein” te maken, niet alleen als symbolisch idee, maar als praktijk binnen buurten en gemeenschappen.
In die zin werken we aan stedelijke transformaties waarin technologie niet boven de mensen staat, maar in dienst van sociale waarden — inclusiviteit, rechtvaardigheid, eigenaarschap.
In de inaugurale rede omschreef ik Civic Prototyping als “een creatieve ontmoeting tussen ontwerpprototypes en betrokken burgers” — een plek waar mensen en technologie elkaar op een open, experimentele manier ontmoeten.
- Waarom vind je het belangrijk dat er juist nu aandacht is voor dit thema?
We leven in een tijd waarin nieuwe technologieën — AI, robotica, virtuele en immersieve omgevingen — razendsnel hun intrede doen in publieke domeinen (steden, diensten, infrastructuur). Die technologieën beloven veel, maar dragen ook risico’s op uitsluiting, ondoorzichtbaarheid, machtsconcentratie.
Als we geen ruimte openen voor burgers om mee te denken, te experimenteren en te interveniëren, dan bestaat het gevaar dat technologische systemen “over ons heen komen” te staan, in plaats van met ons te werken.
Bovendien zitten we op een kantelpunt: op gebieden als klimaat, sociale ongelijkheid, gezondheid, veiligheid — er is grote druk om snel te innoveren. Maar innovatie moet niet alleen snel zijn; ze moet ook legitiem en betekenisvol zijn voor de mensen die ermee leven.
Er is urgenter dan ooit dat technologie niet als neutraal gegeven wordt ingevoerd, zonder reflectie op waarden, context en lokale behoeften. In die zin past Civic Prototyping precies op dit moment — als een manier om technologie getrapt en met mensen in de stad te verankeren.
- Welke projecten of onderzoeken staan op dit moment centraal in jouw werk?
Het werk in mijn lectoraat beweegt zich op het snijvlak van technologie, samenleving en stedelijke transities — met projecten die variëren van praktische experimenten in buurten tot strategische samenwerkingen met de gemeente en kennisinstellingen.
Een belangrijk speerpunt is het Rotterdam Social AI Lab, waar we samen met de gemeente Rotterdam, Erasmus Universiteit, Techniek College Rotterdam en Creating010 werken aan een mensgerichte inzet van algoritmes en kunstmatige intelligentie in de stad. We onderzoeken hoe AI-systemen transparant, uitlegbaar en sociaal rechtvaardig kunnen zijn — niet alleen in beleid, maar ook in de dagelijkse praktijk van Rotterdammers.
Een ander project dat een blijvende invloed heeft gehad, is het Cities of Things Lab 010. Hoewel het project inmiddels is afgerond, heeft het geleid tot vele spin-offs: nieuwe experimenten rond wijkrobots, sociale IoT-toepassingen en lokale co-designprocessen met bewoners. De gedachte dat “dingen” zelf maatschappelijke actoren kunnen worden — en dat we samen met burgers moeten bepalen hoe — blijft een belangerijk thema van het onderzoek.
Daarnaast werken we intensief samen met de gemeente Rotterdam aan het Citiverse-ontiwkkeling, waarin we verkennen hoe digitale tweelingen en virtuele werelden kunnen bijdragen aan een rechtvaardige, participatieve en duurzame stad. Hier koppelen we civic prototyping aan datagedreven stedelijke innovatie: van het ontwerpen van inclusieve digitale interfaces tot het co-creëren van participatieve digitale stadsmodellen.
Circulariteit vormt een ander belangrijk thema, vooral in relatie tot de gebouwde omgeving. Binnen het grote onderzoeksproject UPSCALE werken we met partners uit de bouwsector, drie universiteiten en gemeenten aan het hergebruik van materialen en circulaire ontwerpstrategieën voor de stad. Hier onderzoeken we hoe civic prototyping kan helpen om circulaire innovatie tastbaar te maken en te verbinden met professionals in de bouw.
Binnen Creating010 lopen meerdere projecten rond digitale inclusie en toegankelijk ontwerp. We richten ons op het begrijpelijk en bruikbaar maken van digitale diensten voor álle Rotterdammers — juist ook voor mensen die vaak buiten de digitale ontwikkelingen vallen.
In publicaties zoals Learning from Prototypes reflecteer ik op wat we leren van de prototypes zelf — hoe ze niet alleen oplossingen tonen, maar ook de spanningen, waarden en aannames zichtbaar maken die aan innovatie ten grondslag liggen.
Deze projecten staan niet op zichzelf: ze vormen een netwerk van samenwerkingen en nieuwe initiatieven die voortdurend in ontwikkeling zijn. Er staan veel nieuwe ideeën in de pijplijn — rond maatschappelijke AI, circulaire stedelijke innovatie en participatieve digitale technologie — waarmee we het komende jaar verder bouwen aan een meer rechtvaardige, inclusieve en veerkrachtige stad.
- Als je één belangrijke boodschap zou willen meegeven aan studenten, professionals of partners, welke zou dat zijn?
Begin klein, experimenteer met bescheiden prototypen, en laat je ideeën groeien in relatie met mensen — niet tegenover hen.
Met andere woorden: vaak zie je dat mensen wachten op grootschalige interventies of kant-en-klare technologie. Maar ik geloof dat de vruchtbaarste innovaties ontstaan door te beginnen in de hoek van een buurt, met een klein prototype dat uitnodigt tot discussie, critische blik en iteratie.
We moeten ons losmaken van het idee dat technologie iets is dat ‘wordt toegepast’ op mensen — in plaats daarvan: technologie kan met mensen ontstaan. Daarbij hoort ook dat we falen, dat we opnieuw beginnen, dat we conflicten en contradicties toelaten en ervaan leren.
En vooral voor professionals en partners: zie ontwerpers, lokale gemeenschappen en kenninstellingen niet als aparte partijen, maar als samenwerkende spelers in een ecosysteem. En wees bereid macht — over, controle, richting — deels los te laten in co-creatieve processen.
- Welke ambities of dromen heb je nog voor de toekomst van je lectoraat en het werkveld?
Ik hoop dat het lectoraat Civic Prototyping zich verder kan ontwikkelen als een plek waar experiment én scholing samenkomen — dat het een “werkplaats” wordt waar studenten, inwoners en praktijkpartners gezamenlijk leren en interveniëren.
Ik droom van opschaling: dat succesvolle kleinere experimenten worden vertaald naar beleidstools, instrumenten of platforms die op grotere schaal bruikbaar zijn — maar zonder de lokale nuance te verliezen.
Ik zie een toekomst waarin concepten als “civic AI” of “participatory algorithm design” gewoon onderdeel zijn van hoe steden ontworpen worden — niet als niche-onderzoek, maar als structureel onderdeel van stedelijk bestuur.
Ik wil blijven bijdragen aan bruggen tussen disciplines: tussen techniek, ethiek, sociaal werk, bestuur, ontwerp. En ik wil dat Rotterdam (en hopelijk ook andere steden) voorbeelden worden van hoe je o.a. AI, algoritmen en digitale systemen in een maatschappelijk legitieme manier kunt inbedden.
Tenslotte hoop ik dat steeds meer ontwerpers, beleidsmakers en inwoners geloven dat ze niet slechts gebruikers of ontvangers zijn van technologie, maar mede-makers van hun stad en alles erin.