Menu English

Ontmoeting 157 | Hoger onderwijs in tijden van corona

Zaterdagochtend, mooi moment in de week. Op tijd op, de krant uitpluizen, muziek aan (Moby weer eens afgestoft), beetje Twitter, zo zoekt de dag zijn weg naar het volgende vaste ritueel: voetbal kijken. Nu het nog kan. Als ik sommige kantines gezien heb, de afgelopen weken, dan hou ik mijn hart vast. Ik blijf in de rust lekker langs de lijn hangen, voor de zekerheid.

Universiteiten en hogescholen willen meer fysieke les”, kopt NOS.nl, daarbij Geert ten Dam citerend, voorzitter van de Universiteit van Amsterdam. Kleine rimpeling in de zaterdagochtendrust: irritatie. Los van het feit dat ze niet met Rotterdam gebeld heeft of wij dat ook vinden, weet ik niet of de timing van dit pleidooi wel zo gelukkig is. Amsterdam en Rotterdam zijn spannende plekken als het gaat om oplopende aantallen besmettingen, de spanning is overal voelbaar. Komt die tweede golf nu al en wankelt een pijler van onze nationale strategie (testen, testen, testen)? Moeten wij dan nu voor meer fysiek onderwijs pleiten? Het is wat iedereen wil, maar of we het moeten willen?

De feiten

Hogeschool Rotterdam leunt ook het komende jaar op online onderwijs én onderwijs op locatie. Dat laatste zouden we meer willen doen. Er is een verlangen onder medewerkers en studenten om naar school te komen. En het onderwijs wordt er beter van. Maar we lossen dat niet op door aan de overheid meer ruimte voor fysiek onderwijs te vragen, tenminste wij niet in Rotterdam. De beperkende factor is namelijk niet wat de overheid van ons vraagt in haar onderwijsuitingen, de beperkende factor is het fundament van de strategie van crisisbestrijding, de anderhalve-meter-doctrine. Als de overheid nu zou zeggen “gooi de boel open, maar hou vast aan die RIVM-richtlijn”, dan verandert er vrijwel niets.

Het raster van de anderhalve-meter-doctrine, in onze gebouwen, maar ook het openbaar vervoer om ons heen, zou er dan nog steeds voor zorgen dat we slechts beperkt fysiek onderwijs konden geven. Uitwijken naar andere gebouwen helpt dan ook maar beperkt. De kosten dwingen ons daarmee terughoudend te zijn, maar vooral de gezondheid van onze mensen. Zij lopen op hun tenen en geven veel / alles / te veel om die combinatie van online en fysiek onderwijs te draaien. Laat ik het volgende signaal afgeven: ik voel het verlangen naar meer fysiek onderwijs, het verlangen is legitiem, maar nu oproepen tot meer fysiek onderwijs is slecht getimed (de getallen lopen op) en irreëel (het zou namelijk gepaard moeten gaan met het loslaten van de anderhalve-meter-doctrine).

De ontnuchtering

Tijdens een vrijdagmiddag-bijpraat-moment met een van onze directeuren in de eerste week van het nieuwe hogeschooljaar deelden we onze zorgen over het handhaven van de regels die we intern opgesteld hadden. Deze week sluiten we af met een positiever gevoel. Op allerlei punten kunnen we de inrichting van onze gebouwen nog verder verbeteren, evenals de bewegwijzering, de opstelling in de lokalen. Maar vooral de verantwoordelijkheid die studenten en medewerkers tonen, stemt heel positief.

Natuurlijk, er zijn incidenten en op sommige plekken is het best moeilijk die afstand van anderhalve meter te bewaren, maar het onderwijs, het verkeer in de gangen, het overleggen, verloopt eigenlijk in het overgrote deel van de gevallen zoals we dat afgesproken hebben. Haar zorgen zitten dieper: de euforie die we in maart / april voelden toen het ons met grote inspanning gelukt was het onderwijs toch door te laten gaan, heeft plaatsgemaakt voor ontnuchtering. Wat we zagen als een tijdelijke situatie duurt langer dan verwacht en ook nu moeten we de vorm en de spirit vinden om het onderwijs te laten doorgaan. Ze besluit:“ We moeten er voor zorgen dat ons goede gevoel bij hoe het nu gaat, niet omslaat in een kater”.

Regelruimte

De organisatie is in maart in een crisismodus geschoten en dat heeft ons gebracht waar we nu staan. En een crisismodus leidt onherroepelijk tot een vorm van centralisering en controle. Dat is noodzakelijk, maar tegelijkertijd moeten we nu de weg uit deze modus vinden en proberen te komen tot een andere balans van centrale richtlijnen en lokale verantwoordelijkheid. Op onderdelen zal ook het komende jaar centraal bepaald worden hoe we gaan handelen, op thema’s als de toedeling van gebouwen, het reisbeleid, gezondheidsvoorschriften, et cetera. Maar in de kern van ons werk, het onderwijs en onderzoek, moeten we regelruimte (terug) brengen. Waarom? Simpel. Onze docenten, onderzoekers, medewerkers zitten het dichtst op de kwaliteit van ons onderwijs en onderzoek, vormen de bepalende factor. We moeten er ook op durven vertrouwen dat zij die regelruimte zodanig invullen dat ze dat op een manier doen, die past bij deze coronatijd. Best spannend, vertrouwen schenken. Ik ervaar dat persoonlijk, maar het moet wel.

De ‘Mystery Guest’

Verontwaardiging alom, terwijl het niet meer is dan een proefballon, zo lijkt het althans. Het frame van ‘minderwaardig onderwijs’ krijgt meer en meer greep op het hoger onderwijs. Zo’n oproep van Geert ten Dam draagt daar overigens aan bij. Of beelden van het hoger onderwijs als een hele dure streaming-dienst, het pad zoekend naar een lager collegegeld. En dan gooit Kamerlid Wiersma het ideetje in ons midden van de ‘mystery guest’ – een soort onverwachte controleur op de kwaliteit van het hoger onderwijs. Op twitter noem ik het kinderachtig. Belangrijker is dat het diametraal tegenover vertrouwen staat. En dat doet pijn en getuigt van weinig inzicht en begrip.

Het is van groot belang het volgende onderscheid te maken: de vorm die het onderwijs nu heeft, is vanuit het perspectief van veel studenten en docenten niet ideaal. Er zijn onmiskenbaar elementen in ons onderwijs die vragen om een fysieke component. Hogeschool Rotterdam heeft in haar strategie altijd benadrukt dat de zo noodzakelijke binding die we moeten willen aangaan met studenten, vraagt om gestructureerd en intensief onderwijs, in onze gebouwen. Dat kunnen we nu niet waarmaken en daar betalen we een prijs voor in termen van studievoortgang, werkdruk en – heel simpel – minder plezier.

Ongemak over de vorm is iets anders dan twijfel over het niveau

Maar we moeten niet toestaan dat dit een-op-een doorvertaald wordt in twijfel over kwaliteit en niveau van het onderwijs. Ongemak over de vorm is iets anders dan twijfel aan het niveau. Als we op een slordige manier dat frame laten ontstaan, zadelen we een generatie van studenten op met de levenslange bewijslast dat ook hun diploma waarde heeft. Er zijn zoveel zaken die garant staan voor de kwaliteit en het niveau van de diploma’s die nu en de komende jaren worden uitgereikt. Zo is daar het kwaliteitsbesef van onze mensen, de borgingsmechanismen die we ontwikkeld hebben, bijvoorbeeld in de vorm van de onafhankelijke Examencommissies. Er zijn de externe beoordelingen die we als hogeschool op verschillende niveaus regelmatig krijgen en goed doorstaan. En misschien helpt hier en daar een extra slot op de deur, om elke twijfel weg te nemen.

Een voor een druppelen de berichten van directeuren vrijdagmiddag binnen. Ik heb hen gevraagd even te laten weten hoe de afgelopen week verlopen is. Mooi om te zien dat directeuren hun oordeel mede baseren op de inzichten en ervaringen van onze huismeesters en toezichthouders. Die collega’s kunnen je haarfijn vertellen waar de knelpunten zijn en welke incidenten hebben plaatsgevonden. Een enkele directeur kiest ervoor om samen met de huismeesters een paar keer in de week ‘de ronde te doen’.

Om kwart over 6 komt het laatste bericht binnen. Een waslijst van kleine en grote dingen die beter kunnen. Maar dwars door die waslijst heen ontwaar ik een boodschap die een van de directeuren treffend samenvat: “Over het algemeen ben ik tevreden, zijn wij tevreden, over hoe het hier gaat”. Ik sluit met hetzelfde gevoel van tevredenheid mijn laptop en zie alvast uit naar de rust van de zaterdagochtend. Wat zal ik eens draaien morgenvroeg? ‘I’m not worried at all’ van Moby klinkt alvast vooruit in mijn hoofd.

Over de auteur

Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam

Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.

Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.