In de media is discussie ontstaan over het belang van de Nederlandse taal in het onderwijs en in de lerarenopleidingen. De aanleiding is een gesprek tijdens een congres van de Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) over de kwaliteit van de lerarenopleidingen. Daarover is bericht in diverse media, waaronder ScienceGuide, en op basis daarvan zijn Kamervragen gesteld door het CDA. Een hoofddocent van Hogeschool Rotterdam wordt daarbij geciteerd.
Landelijke normen
In Nederland is de onderwijsinhoudelijke norm in landelijke afspraken vastgelegd. Hogeschool Rotterdam hecht aan de landelijke normen die bepalen hoe het Nederlands gedoceerd wordt op onze lerarenopleidingen. De hogeschool onderschrijft de landelijk ontwikkelde kennisbases en de daarmee samenhangende landelijke toetsen. De hogeschool heeft geenszins het voornemen te bevorderen dat die toetsen – of het nu om de pabo gaat of de tweedegraads lerarenopleidingen – worden afgeschaft.
Met respect voor deze hoge normen wat betreft de taal, streeft de hogeschool ernaar haar opleidingen voor iedereen toegankelijk en succesvol te laten zijn. Dus zoeken wij naar vormen van taalonderwijs waarbij die hoge normering pedagogisch zo effectief mogelijk ingevuld wordt. Daarbij zijn naast de 'techniek van de taal' (de d’s en de t’s), evenzeer de taalvaardigheid en 'taalrijkheid' aan de orde. De hogeschool doet via haar kenniscentra gericht onderzoek naar de rol en inzet van taal in haar opleidingen.
Geen bi-cultureel onderwijs
In de media lijkt vooral ophef te zijn ontstaan over zogenaamd 'bi-cultureel taalonderwijs'. De hogeschool kent geen 'bi-cultureel' taalonderwijs en zal dat ook niet ontwikkelen; de lat ligt voor iedere student immers even hoog. Wel hebben docenten en onderzoekers het recht om op congressen en dergelijke hun professionele persoonlijke opvattingen te ventileren. Ook daar hecht de hogeschool grote waarde aan.
Ron Bormans
Voorzitter College van Bestuur