Menu
English

Ontmoeting 165 | Studeren in coronatijd, de getallen

De coronacrisis heeft sinds maart 2020 onze samenleving in haar greep. Nu, bijna een jaar verder, stellen we vast dat weinig geweest is zoals het was. De gevolgen voor onze huidige én toekomstige studenten werden snel merkbaar: het onderwijs schakelde volledig over naar online. Zowel de student als de docent hadden tijd nodig om daaraan te wennen.

Centrale eindexamens op het voortgezet onderwijs gingen niet door. Sommige mbo-studenten konden niet op tijd hun diploma halen, waardoor ze niet met een hbo-opleiding zouden kunnen starten. In de hbo-propedeuse konden ze hun stages en praktijkvakken niet (op tijd) volgen. Daardoor, ter illustratie, heeft bijvoorbeeld bijna geen enkele student bij de opleiding tot leraar Basisonderwijs of Verloskunde de propedeuse in één jaar kunnen halen.

We zijn bewust coulant omgegaan met studenten. Het studeren in deze tijd is immers anders. We besloten het bindende aspect van het bsa te schrappen voor de eerstejaars van vorig jaar. Bij de huidige eerstejaars is het bsa uitgesteld. Vertraagde mbo’ers in de laatste fase van hun opleiding kregen de mogelijkheid om voorwaardelijk toegelaten te worden en pabo-studenten mochten de verplichte toelatingstoetsen na de start van hun studie maken. Dit resulteerde in zo’n 350 voorwaardelijk toegelaten eerstejaars studenten; 128 pabo-studenten en 216 mbo’ers bij andere opleidingen.

Weerbaarheid

Het is ook het jaar van de weerbaarheid. De meeste (74%) voorwaardelijk toegelaten studenten hebben hun mbo-diploma (87%) of de toelatingstoetsen voor de opleiding tot leraar Basisonderwijs (69%) op tijd behaald. De studietijd die zij hiervoor nodig hadden, ging wel ten koste van de beschikbare tijd voor de vakken van de hbo-opleiding. Bovendien maakten veel studenten gebruik van de mogelijkheid om, ondanks een forse achterstand en dus een negatief advies, door te gaan met hun studie.

De volgende getallen illustreren dit. Van alle eerstejaars studenten heeft 31% een negatief advies gekregen, in studiejaar 2018-2019 lag dit op 20%. Twee derde van de studenten met een negatief advies (wat neerkomt op 21% van alle eerstejaars) is doorgegaan met de opleiding. Zij hebben dus minder EC (studiepunten) behaald dan de bsa-grens, die bij veel opleidingen op 48 EC ligt. Meer dan 800 studenten hebben zelfs minder dan 30 EC behaald. Als we studiejaar 2019 met 2018 vergelijken, dan blijkt dat evenveel studenten 60 EC – het nominaal te behalen punten per studiejaar - hebben behaald. Het is dus in coronatijd niet minder haalbaar gebleken om nominaal te studeren.

Er is een verschuiving van de categorie ’48-59 EC’ (lichte vertraging) naar ‘minder dan 48 EC’ (grote vertraging). Een deel van de studenten werkt nu eenmaal toe naar de bsa-grens en als die wegvalt, schakelen ze een tandje af... De verwachting is dat we dit ook bij huidige eerstejaars zullen zien; het bsa is immers uitgesteld voor deze groep. Zij moeten echterwel binnen twee jaar hun propedeuse halen.

 
Bron: interne cijfers HR

Minder uitval, meer instroom

Verder was er afgelopen jaar minder uitval bij eerstejaarsstudenten met een positief studieadvies (vorig jaar 16%, dit jaar 14%) en ook bij hogerejaarsstudenten is er nauwelijks verschil in uitval en aantal behaalde EC tussen vorig studiejaar – waarin corona uitbrak – en het jaar ervoor. Afstandsonderwijs heeft er dus niet toe geleid dat studenten stoppen met hun opleiding en minder EC halen.

Bovendien weerhoudt het nieuwe studenten er ook niet van om met een studie te beginnen. Het aantal studenten dat dit studiejaar begonnen is aan een hbo-studie is zelfs groter dan ooit. Ook bij Hogeschool Rotterdam verwelkomden we meer nieuwe studenten dan voorgaande jaren, dit jaar 11.610 studenten tegen 10.901 vorig jaar (bron: Vereniging Hogescholen). Een verband met het coronavirus is daarin zeker te leggen.

Bron: interne cijfers HR

In september is een ander type student ingestroomd dan we gewend waren. Namelijk een student die ruim 5 maanden niet naar school was geweest en geen centraal examen had afgelegd waarvoor hij/zij alle stof nog eens grondig moest herhalen. We hebben de afgelopen maanden ondervonden hoe belangrijk het was om goed aan te sluiten bij deze student, door aandacht te hebben voor (het gemis aan) de vakinhoudelijke kennis en het weer leren leren. 

Ook voor aankomend studiejaar loopt het aantal vooraanmeldingen landelijk alweer voor op vorig jaar. Dat aantal ligt nu 11% hoger dan vorig jaar, landelijk is dat 10%. Een mogelijke voorbode van opnieuw een grote instroom in het hoger onderwijs en wederom gaat het om studenten die zich niet fysiek kunnen oriënteren op een vervolgopleiding. We gaan weer ons uiterste best doen die studenten zo goed mogelijk op te vangen.

Een goede tijd voor studie

Het is mooi om te zien dat zoveel jonge mensen in deze onzekere tijd toch beginnen aan een hbo-opleiding. Tegelijkertijd hebben bepaalde groepen studenten het moeilijk en dreigen buiten de boot te vallen. De overheid probeert studenten tegemoet te komen door hen her en der wat meer respijt te geven, bijvoorbeeld door het deels teruggeven van collegegeld.

Studenten in de laatste fase van hun studie profiteren van deze maatregel, maar bij hen zien we vooralsnog geen knelpunten. Hogerejaarsstudenten halen gemiddeld evenveel EC als anders, vallen niet vaker uit en er zijn zelfs meer studenten afgestudeerd. Het aandeel studenten, dat binnen vijf jaar het diploma heeft behaald, is bij deeltijd-bachelorstudenten met 10%-punt gestegen. Ook bij voltijd/duale studenten is er een lichte verbetering, namelijk met +1,9%-punt. 

 
Bron: interne cijfers HR

Een causaal verband met corona is niet onderzocht, maar mogelijk hadden vooral deeltijdstudenten door de coronacrisis meer gelegenheid om hun studie af te ronden; veel mensen werken thuis, in bepaalde sectoren is er minder werk en sociale activiteiten staan op een laag pitje. Mogelijk ervoeren sommige studenten meer urgentie omdat de arbeidsmarkt onder druk staat. In beroepsgroepen die zwaar geraakt zijn door de coronacrisis bestaat de angst om een baan te verliezen, geen baan te kunnen vinden of niet gelijk beloond te worden zonder diploma. In beroepsgroepen die door corona juist onder hoogspanning staan, ervaren studenten dat er druk op hen wordt uitgeoefend om werkzaamheden uit te voeren waarvoor ze officieel nog niet bevoegd zijn of waarvoor ze niet gelijk beloond worden omdat ze geen diploma hebben. Deze kwesties speelden al voor corona, maar worden in de huidige omstandigheden versterkt, blijkt uit gesprekken die onze afstudeercoaches met studenten voeren.

Startende studenten verdienen onze aandacht

We zien nu dus vooral knelpunten bij startende studenten, maar naarmate de crisis voortduurt zullen er mogelijk meer complicaties ontstaan. We weten uit onderzoek dat als studenten beginnen met een achterstand van een bepaalde omvang, die achterstand alleen maar groter dreigt te worden. Het vraagstuk schreeuwt om een robuuste oplossing. Het bedenken en uitvoeren van verschillende compensatiemogelijkheden kost veel tijd en geld. Waarom niet kiezen voor één robuuste maatregel: geef lagerejaars hbo-studenten en laatstejaars van mbo en vo een jaar langer de tijd. Een jaar langer leerrechten, een jaar langer om ingeschreven te mogen staan en geef hen ook een jaar langer studiefinanciering (basisbeurs mbo, aanvullende beurs ho en het OV-reisproduct). Dat kost geld, maar dat kosten maatregelen om de schade te beperken ook. Geef jonge mensen een jaar van hun jeugd terug, deze mensen die onze toekomst zijn.

Gemiddeld neemt het studentsucces toe, maar waar blijven de mannen?

Het leven wordt momenteel beheerst door corona, wat zorgt voor een trendbreuk in de studiesucces-cijfers. We moeten echter ook naar de meerjarige ontwikkelingen kijken. Zo kunnen patronen in studiesucces worden ontdekt, die zich gedurende meerdere jaren manifesteren en ook in deze bijzondere tijd naar boven komen.

Concreet gaat het dan over verschillen in studiesucces tussen groepen studenten. Een belangrijke indicator om ontwikkelingen in studiesucces te meten is het aandeel studenten dat binnen vijf jaar een diploma haalt. Bij voltijdopleidingen hebben de meeste studenten een havo of mbo-4 vooropleiding. Dit zijn dus belangrijke groepen om tegen elkaar af te zetten.

 
Bron: interne cijfers HR

De afgelopen jaren zagen we vooral verschillen in het studiesucces die te maken leken te hebben met de vooropleiding: mbo’ers gingen vroeger juist vlotter door de studie heen dan havisten, maar kregen het moeilijk, werden ‘ingehaald’ door de havist. We zien beide groepen zich nu herstellen. Er is – zowel bij ons als bij de toeleverende scholen - de afgelopen jaren veel aandacht uitgegaan naar een goede aansluiting. Dat werpt zijn vruchten af, maar…

Het verschil tussen mbo versus havo werd steeds kleiner, maar het verschil man/vrouw werd steeds groter. Bij mbo’ers was er jaren geleden – we kijken naar studenten die startten in 2011 - nauwelijks verschil in studiesucces tussen mannen (waarvan 34% na vijf jaar het diploma had behaald) en vrouwen (waar dat percentage 35% bedroeg). Gaandeweg is daar een verschil in ontstaan. Momenteel behaalt 33% van de mannen het diploma binnen vijf jaar, van de vrouwen 39%. Bij havisten is dit verschil niet nieuw, maar wel alarmerend groot (vrouwen 50%, mannen 30%).

Op sommige plekken komen trends samen. De technieksector heeft het hoogste aandeel mannelijke studenten, namelijk 81% (startcohort 2015). Daardoor blijft het studiesucces hier achter bij andere sectoren.

 
Bron: interne cijfers HR

Aandacht voor de man

Een jaar geleden was er in de media aandacht voor studiesucces van mannen. Scienceguide suggereerde in een artikel een verplicht breekjaar voor jongens. Of dat de oplossing is, moeten we bezien, maar dit laat wel zien dat er een issue is. De focus lag de afgelopen jaren op het studiesucces van jonge mensen met een migratieachtergrond, studiesucces van de mbo’ers en vaak ook op de combinatie van beide. We weten dat het onderwijs een emancipatoire functie heeft en dat studenten met een niet-westerse migratieachtergrond vaker via het mbo het hoger onderwijs bereiken dan studenten zonder migratieachtergrond. We besteedden daarom extra aandacht aan de inhoudelijke aansluiting tussen de vooropleiding en het hbo, maar ook aan de toepassing van inclusieve pedagogiek en didactiek. Daarbij gaan docenten uit van verschillen tussen studenten, hebben ze hoge verwachtingen van álle studenten, waarbij iedere student zich welkom kan voelen, zich deel voelt van de groep en zich kan verbinden met een professionele identiteit.

Met de mbo’er gaat het dus steeds beter. Het is de man waar we onze aandacht nu sterker op moeten richten, zowel op pedagogisch didactisch vlak als op de inhoud van de studie. Er verscheen literatuur over de verschillen in ontwikkeling tussen jongens en meisjes in het onderwijs. Geconcludeerd werd onder andere dat het onderwijs steeds taliger is geworden en dat meisjes daar beter mee overweg kunnen dan jongens. Dat het verschil al lange tijd bestaat, verder gaat dan onze hogeschool en verder dan het hoger onderwijs, is geen reden om ons niet bij machte te voelen het tij te keren. We kennen dit vraagstuk en zullen hier in de toekomst de aandacht aan moeten geven die we de afgelopen jaren gegeven hebben aan de mbo’er, wat zoals gezegd tot succes heeft geleid.

Hoe verder?

Hoe het onderwijs er exact uit gaat zien het komende jaar? Het eerlijke antwoord is dat we dat niet precies weten. Als we zouden weten dat deze crisis zich in een lineaire lijn naar haar einde beweegt, dan zouden we zeggen dat we toe gaan naar een vorm van onderwijs die zich weer dominant op locatie afspeelt. Waarbij we wel dat onderwijs gaan verrijken met de positieve ervaringen die we opgedaan hebben het afgelopen jaar, met vormen van online onderwijs. Nu is onze focus gericht op het op locatie aanbieden van praktijkonderwijs en tentaminering die op locatie moet plaatsvinden. Dat lukt goed. Straks gaan we dat verrijken met meer pedagogisch contact.

Onze beste inschatting is dat we in september weer meer ruimte hebben voor fysiek onderwijs. Die ruimte zullen we nemen. Onderwijs leeft van in contact staan met elkaar. Onderwijs is een sociale activiteit, waar we verlangend naar uitkijken. Nu, aan de vooravond van een mogelijk volgende golf van besmettingen, met een land dat op deze zondagmorgen extra op slot lijkt te gaan als gevolg van de winterse omstandigheden, is dat moeilijk voor te stellen en heeft op een positieve manier vooruitkijken iets naïefs. Maar dat is het toch echt niet. Ontdaan van de emotie van het moment, is dat de beste inschatting die we mogen maken.