Menu
English

Ontmoeting 175 | “Dè kent goot moele”

We praten wat af in het onderwijs. Ik kom wel eens thuis ’s-avonds met het suizen in mijn oren. Maar ik kan niet zeggen dat het me overkomt. Ik doe er zelf graag aan mee. Ik hoorde mijn moeder wel eens zeggen: “Dè Ron, dè kent goot moele”.

Ze bedoelde het lief en positief, maar ik schaamde me dan altijd een beetje. Zoals kinderen zich voor hun ouders kunnen schamen. Maar praten is essentieel onderdeel van mijn werk geworden. Mijn werk is luisteren, praten, iets vinden, verbinden.  Onderwijs is luisteren, praten, iets vinden, verbinden.

En in de ene week gebeurt dat net wat meer achter de schermen, de andere week net wat vaker op het podium of aan een ‘publieke’ tafel. En ‘achter de schermen’ heeft als gevolg van covid een heel nieuwe, eigen invulling gekregen. We hebben een nieuwe keuze te maken: thuiswerken of op locatie. De afgelopen week was bijna als vanouds: vier dagen op de hogeschool of op locatie ergens in die mooie stad Rotterdam, één dag thuis.

Maandag 13 september: Jaaropening Codarts

Mijn rol is een heerlijke ‘passieve’: luisteren, kijken en bewonderen. Als vanouds naar de schouwburg: het talent van studenten van Codarts presenteert zich. De zaal zit nog niet ouderwets vol, maar de magie is er desalniettemin. Ik bedoel dat moment dat de lichten uit gaan, het duister dat symbool staat voor verwachting. Wat voorbij komt is niets minder dan een ode aan kunst, cultuur én jong talent. Je voelt dat die jonge mensen een statement willen maken. Wij zijn er. We verdienen een toekomst. Kunst en cultuur zijn van belang, zijn meer dan een willekeurige hobby, ze maken – met de diversiteit die haar kenmerkt – onderdeel uit van het weefsel dat ‘onze cultuur’ heet. Je als samenleving druk maken over cultuur is niet alleen omdat er iets te consumeren moet zijn, het is een investering.

De bitterballen

Je voelt ook steeds weer die unieke verbinding die een school als Codarts zoekt in het respecteren van tradities en het zoeken naar het nieuwe. Jazz, pop, klassieke muziek, dans, acrobatiek, soms verstild dan weer uitbundig, zowel diep verankerd in een discipline, maar ook disciplines verbindend of overstijgend. Na afloop drinken we wat in de binnentuin. En bespreken hoe mooi het zou zijn als Codarts en Willem de Kooning, onze kunstacademie, dichter bij elkaar zouden komen te staan.

Ik blijk een foute inschatting gemaakt te hebben door thuis te zeggen dat ik niet mee eet. “Ik snack wel wat tijdens de receptie.” Maar het ultieme symbool dat alles weer normaal is, de bitterballen, blijft uit. Ach. Zo’n gebakken eitje is ook prima voor een keer…

Dinsdag 14 september: Manifest Rotterdam Zuid

Dat is deze keer perfect geregeld. Het restaurant van Albeda – restaurant Vipz aan de Rosestraat – gerund door studenten, die zich met dezelfde passie voorbereiden op hun toekomst, serveert een mooi tweegangendiner. Wij zijn bijeen ter ere van een gezamenlijke publicatie, die net voor de zomer uitgebracht is. Twaalf partijen met een groot hart voor Rotterdam-Zuid hebben een integrale visie opgesteld hoe we  Zuid verder kunnen brengen: door goed na te denken over het versterken van het openbaar vervoer, met name op de oost-west as, door te durven dromen over nieuwe stadscentra, met het gezicht naar de (oude) havens en door noodzakelijke investeringen in onderwijs, zorg en woningen zo te positioneren dat de spin-off naar de samenleving maximaal is. Het maakt uit waar schoolgebouwen staan, vandaar dat Hogeschool Rotterdam gaat bouwen op Zuid.

Limburgers in Rotterdam

Het ontwerpgedeelte heeft niemand minder dan Francine Houben van Mecanoo voor haar rekening genomen. Ik zit die avond naast haar. Als we met zijn allen besproken hebben hoe we gaan proberen Rotterdam enthousiast te krijgen voor deze integrale visie, gaan we met zijn tweeën tussen hoofdgerecht en de afsluitende thee wat dieper in op onze verledens. Daarin blijkt een stevige overlap te zijn. We zijn niet ver van elkaar geboren (ze verstaat het Limburgs wel, spreekt het niet) en ze vertelt enthousiast over haar projecten in Zuid-Limburg, zoals de bijdrage van haar bureau aan de facelift die Heerlen doormaakt, een stad die in de hoogtijdagen van de steenkolenindustrie een toonbeeld van moderniteit was (de vlag die Rotterdam nu draagt), maar een grote prijs betaald heeft voor de teloorgang daarvan.  Later dan gepland ga ik naar huis. Het heeft ook een keerzijde, dat ‘moele’, je vergeet vaak de tijd.

Woensdag 15 september: Onze RAC viert feest!

“Jullie hebben niets minder dan geschiedenis geschreven.” Ik gebruik grote woorden als ik op het podium in het Maasgebouw bij De Kuip, de collega’s van de Rotterdam Academy toespreek. Maar er zit geen flinter overdrijving bij. Met zoveel woorden zeggen de huidige én vorige ministers van Onderwijs dat ook. Ze spreken ons toe in een video-interview. Nederland heeft lange tijd een moeizame verhouding gehad met het kort hbo, zoals het vroeger heette, in tegenstelling tot onderwijssystemen in het buitenland, waar de Associate degree vaak een solide onderdeel is van de onderwijskolom. Toen Rotterdam (in een innige samenwerking met het lokale mbo én de gemeente) eraan ging trekken, er een uniek profiel en organisatievorm aan koppelde, is het gaan vliegen. Voor de goede orde, dit is niet een vorm van zelfbewieroking. Ik heb dit moois in aanleg geërfd van mijn voorgangers.

Op weg naar 5.000 studenten

Nu, 10 jaar later, zijn er inmiddels 17 succesvolle opleidingen, meer dan 3.000 studenten, 4.000 alumni, starten we – samen met partners – in Dordrecht een vergelijkbare school en hebben we de ambitie in Rotterdam door te groeien tot zeker 5.000 studenten. Voor de lange termijn is er het perspectief van een eigen locatie op Zuid. Ik hou het publiek – overwegend docenten en medewerkers van de RAC, met als eregasten onze onderwijswethouder Saïd Kasmi en het bestuur van RAC-samenwerkingspartner Albeda - dat perspectief voor. Het valt in goed aarde. Dat geldt nog meer voor de aankondiging van de organisatie dat we met zijn allen naar de tribune van De Kuip gaan voor de groepsfoto. Die kans laat niemand zich ontnemen.

Vrijdag 17 september: Het voorsprongfonds

Ik sluit de week die vrijdag af achter het scherm. Twee blokken van 3 uur zijn gereserveerd voor een klus ‘in’ Vlaanderen. Ik heb me laten overhalen om lid te worden van een jury die de Vlaamse minister van Onderwijs gaat adviseren over voorstellen uit het zogeheten Voorsprongfonds. De Vlaamse overheid wil het moment aangrijpen om met gerichte investeringen het hoger onderwijs de kans te geven een stap voorwaarts te zetten, met nieuw aanbod, vormen van digitalisering en een invulling van levenslang leren. Meer werk dan ik dacht: we beoordelen niet op instellingsniveau, maar op projectniveau.

“Je bent wel weer ergens aan begonnen”, mompelt collega Helen, meer in zichzelf dan dat het voor mij bedoeld is, als ze begin van de week de spullen klaar zet zodat ik kan gaan scoren. Veel werk is het zeker, maar zeker ook leerzaam. Je krijgt een afdruk van verschillende hogescholen en universiteiten te zien en – details mag ik niet geven, want geheimhoudingsplicht – de kwaliteitsverschillen zijn aanzienlijk. Daarnaast herken ik zeer in Nederland én Vlaanderen dat we in ons beleid te weinig leunen op wat wetenschappelijk of empirisch aangetoond succesvol is. Dat we niet eerst naar buiten kijken of dat wat we willen niet al elders geprobeerd en geëvalueerd is. Ik kom projecten tegen waarvan ik denk: daar moeten we meer van willen weten én ik kom projecten tegen waarvan ik denk: kom eens bij ons kijken.

Mijn moeder bedoelde het trouwens niet altijd positief als het had over dat ‘moele’. Ze had een wat pijnlijkere variant: “Doe, doe kenst allein mè moele”. Gelukkig was deze altijd zonder publiek. Want dat was niet best, die variant. Ergens moet ik een beslissing genomen hebben als ‘nou als dat zo is, dan ga ik maar van praten mijn werk maken’. De rest is mijn eigen, kleine geschiedenis.