Menu
English

Ontmoeting 169 | Business as usual

Dat heb ik soms. Dat één zinsnede, hoewel tussen neus en lippen door gebracht, blijft hangen. Dit was er zo een. In het wekelijkse overleg c.q. bijpraatmoment van het college en directeuren, popte de zin op. We moesten het vooral niet te groot en niet te bijzonder maken, die zoektocht naar dat nieuwe onderwijs in het post-corona tijdperk. Onderwijs en het actueel houden daarvan, zowel naar inhoud als vorm, is iets wat ons permanent bezig houdt of moet houden.

Daarmee was het zoeken naar de goede balans tussen onderwijs op locatie en online onderwijs, evenals het proces waarin we dat zouden moeten doen, ‘business as usual’. Mijn eerste emotie was irritatie omdat ik de zin interpreteerde als ‘geen ambitie’. Nadat het allemaal wat bezonken was, kwam het positieve frame. We moeten op zoek gaan naar ‘business as usual’. Maar dan beter en rijker dan we deden.

Onderwijs krijg je op school

Als iets een kenmerk is geweest van het afgelopen jaar, dan is het dat elke vanzelfsprekendheid ter discussie is gesteld. Ook wat betreft ons onderwijs. Een basaal element in ons denken is altijd geweest dat onderwijs op school plaatsvindt, beter gezegd dat onderwijs iets is van een fysieke ontmoeting. Want ‘op school’ kan ook staan voor andere fysieke plekken, zoals het bedrijf, het ziekenhuis of de basisschool op Zuid waar we mee samenwerken. Maar onderwijs heeft bij ons altijd een sterk fysieke kant gehad. Dat is een bewuste keuze geweest, redenerend vanuit kwaliteit, kansengelijkheid én burgerschap. Dat verklaart ook dat we de afgelopen jaren net wat meer met gebouwen bezig zijn geweest dan met digitale leeromgevingen. En dat laat ook weer eens zien welke gigantische inhaalslag we het afgelopen jaar voor elkaar hebben gekregen, met dank aan onze ICT’ers en collega’s die de verbinding tussen inhoud en ICT weten te leggen. Maar dat even terzijde…

Onderwijs is ook gewoon instructie in de klas

Een van de permanente debatten die het onderwijs kenmerkt is dat de betekenis ervan kan zijn: klassikaal, frontaal onderwijs, de directe instructie. Een vorm van onderwijs die, met name bij de meer ‘moderne’ opvattingen van wat onderwijs is, in een kwaad daglicht is komen te staan. Wat een vrij felle tegenbeweging heeft doen ontstaan die juist pleit voor dit type onderwijs, al dan niet ondersteund met wetenschappelijke evidentie. Het afgelopen jaar is dat debat in een corona-jasje voortgegaan: allerlei vormen van directe instructie kunnen vanaf nu wel online, met verwijzing naar de youtube filmpjes die ons leren hoe apparaten thuis werken, hoe de telefoon moet worden geïnstalleerd en de Billy-kast moet worden gedeconstrueerd. 

Los van het feit dat hier een soort instrumentele, functionele opvatting achter zit van wat onderwijs is c.q. zou moeten zijn, is de wetenschappelijke evidentie van directe instructie in de klas zodanig groot, dat het niet past om daar geen gebruik meer van te maken en massaal de switch te maken naar online onderwijs. Wellicht passend voor een bepaalde categorie studenten, maar niet als universeel vormgevend principe van ons onderwijs. De klas, mits modern en voorzien van een sterke pedagogiek, kan het meest krachtige vehikel zijn voor kennisoverdracht. Nog los van het feit dat onderwijs zo veel meer is dan dat. 

Onderwijs is een sociaal proces

Onderwijs is in feite een keten van ontmoetingen, waarbij de kwaliteit van die ontmoetingen doorslaggevend is. De docent in relatie met zijn of haar klas, studenten die elkaar onderling vinden en stimuleren, collega’s die elkaar, al dan niet toevallig, spreken. Onderwijs is een sociaal proces, want een collectief proces. Wat ik het afgelopen jaar geleerd heb, is dat ik het potentieel van de digitale wereld om de kwaliteit van dat sociale proces te vergroten heb onderschat. Wat ik het afgelopen jaar ook geleerd heb, is hoe belangrijk die fysieke component in de ontmoeting daarnaast is. Pedagogiek is een delicaat proces. Je moet elkaar in de ogen kunnen kijken. Groepsdynamiek heeft dat delicate in optima forma. 

Onderwijs is een proces van structurering

Succesvol studeren leunt op succesvol structureren. Idealiter brengt de student zelf zijn of haar structuur aan. Veel ‘moderne’ onderwijsopvattingen leunen op dat ‘gegeven’. En het is ook onmiskenbaar zo – en goed! – dat de overgang naar het hoger onderwijs iets van een discontinuïteit heeft en een groter appél doet op de eigen verantwoordelijkheid. Maar de stap is snel te groot, en getuige de hoge uitvalcijfers, ook nog eens ongelijk verdeeld. Structureren, jonge mensen helpen om die structuur aan te brengen, blijft extreem belangrijk. Wat ik het afgelopen jaar geleerd heb, is dat de digitale wereld veel te bieden heeft om die structurering aan te brengen. Wat ik het afgelopen jaar ook geleerd heb, is dat het ‘naar de hogeschool komen’ essentieel is om die structuur aan te brengen. 

Onderwijs is een vorm van socialisatie

Onderwijs is zo veel meer dan brokjes kennis overdragen. Voor de goede orde, dat is wel een extreem belangrijke kern. Soms ontwerpen we met zijn allen het onderwijs zo dat wat onderwijs ‘ook is’, de kern lijkt te zijn. Berichten dat het Nederlandse onderwijs op achterstand aan het raken is wat betreft haar prestaties op het gebied van taal en rekenen / wiskunde, zijn alarmerend. Ik snap en steun de mensen die daar de conclusie aan verbinden dat we moeten stoppen met de megalomane drift altijd weer te innoveren en dat we ons op die kern moeten richten. Het fundament moet op orde zijn. En toch is onderwijs meer. 

Onderwijs is – of we dat nu officieel willen of niet – een vorm van opvoeden. En het is niet voor niets dat we die vorm van ‘complementair opvoeden’ – complementair ten opzicht van het private domein – letterlijk in aparte instituties organiseren: de scholen, een concept dat met de tijd meebeweegt, maar ook iets tijdloos heeft. Onderwijs speelt zich letterlijk af in de publieke ruimte, waar je in aanraking komt met het bredere perspectief van opvattingen, een grotere diversiteit van mensen dan je eigen bubbel kent, waar de veiligheid hoort te heersen om je eigen vanzelfsprekendheden ter discussie te stellen (om ze daarna misschien gewoon weer te omarmen). 

Wat ik het afgelopen jaar heb gezien, is dat ook de digitale wereld helpt te socialiseren. Wat ik ook geleerd heb is dat een verstoring van dat proces in de digitale wereld veel sneller op de loer ligt dan in de fysieke wereld. Dat online onderwijs de neiging heeft zich te versmallen tot – wat de pedagoog Biesta noemt – de kwalificerende functie van het onderwijs. Ik voel me erin bevestigd dat leren een gemeenschap vereist waarin je dat met elkaar doet; dat docenten gemiddeld genomen beter in staat zijn de condities te creëren waaronder we van elkaar leren in de fysieke wereld dan in de digitale. Deels komt dat doordat we de professionaliteit van het werken in de digitale wereld nog moeten ontwikkelen. Voor een deel is dat principieel: het digitale is inherent beperkt. 

Onderwijs is cruciaal voor kansengelijkheid

De rode draad die de Inspectie legt in haar Staat van het Onderwijs is wat ingewijden wisten of vermoedden, namelijk dat de kansenongelijkheid door corona is bevestigd én uitvergroot. In het hoger onderwijs is er een blijvende kloof tussen groepen studenten, wat betreft de kans op een diploma. Die kloof kan een uitdrukking zijn van de mate van de ‘steunstructuur’ thuis, van het hebben van de fysieke middelen om te studeren, van culturele verschillen, et cetera. Ons beleid is altijd gebaseerd geweest op de veronderstelling dat hoe meer binding we met een student weten aan te gaan  -  waarbij die binding relationeel kan zijn (je voelt je onderdeel van de gemeenschap), maar ook via de inhoud kan verlopen (je herkent je zeer in cq wordt gegrepen door de thematiek) – hoe meer kans de student heeft om een diploma te halen. 

Wat ik het afgelopen jaar gezien heb, is dat er een categorie studenten is die het meer leunen op online onderwijs best plezierig vindt. Het geeft flexibiliteit en kan erg efficiënt zijn. Wat ik ook gezien heb is dat online onderwijs categorieën studenten kwetsbaar maakt, waardoor ze wat verloren raken en versomberen. De resultaten van een hierover gehouden enquête laten geen eenvormig beeld zien. Het is en-en. Wat er wel dominant uitkomt is dat studentenverlangen naar de school. 

Onze gebouwen gaan weer die drukke plekken worden die ze ooit waren. Dat kun je je nu niet voorstellen, zo huiverig als we zijn geworden voor het samenkomen op grote schaal. We verlangen ernaar en schrikken tegelijkertijd als we beelden zien van anderhalf jaar geleden, beelden van drukke congressen, collegezalen, festivals en sportwedstrijden. Onze poorten zwaaien deze week verder open, op weg naar vormen van normalisering. Het roept emoties op van blijdschap, maar ook studenten en collega’s die aarzelen, die bezorgd zijn. 

En toch moeten we, met alle zorgvuldigheid die individuele collega’s en studenten verdienen, die weg gaan. Business as usual, maar dan anders. Op weg naar onderwijs dat net als voorheen sterk leunt op onderwijs op locatie. Verrijkt met online onderwijs, waardoor we op locatie nog beter en rijker les kunnen geven dan we al deden. De vierkante meters die het afgelopen jaar nauwelijks betreden zijn, gaan we weer met dezelfde intensiteit gebruiken als we altijd deden. De ‘winst’ die online onderwijs kan bieden in termen van efficiëntie, geld en vierkante meters, gaan we oogsten door dat wat we pré corona deden beter te doen: intensief onderwijs op locatie, de komende jaren meer en meer verrijkt met online onderwijs.

Kortom, business as usual, maar dan beter… Een ambitieus project!