Menu
English

Ontmoeting 149 | Succes, studiesucces!

Gemiddeld genomen groeit het studiesucces bij Hogeschool Rotterdam maar er blijft ongelijkheid in de mate waarin verschillende groepen succesvol zijn. Dat krijgt onze extra aandacht met het programma Grip op Studiesucces.

Je gunt elke student zijn of haar diploma. Daarnaast geldt: elk stukje onderwijs dat mensen genieten heeft waarde. Dat wakkert eens in de zoveel tijd de discussie aan of we ons niet teveel focussen op die diploma’s. Vervolgens komen steeds de voorbeelden op tafel van mensen die zonder diploma heel succesvol zijn. Ik haast me dan altijd om te zeggen dat we nauwelijks portretten hebben van mensen die hun leven lang last hebben gehad van het feit dat ze hun opleiding niet hebben afgemaakt. In de literatuur wordt dit wel eens de ‘survivorship bias’ genoemd: je opvattingen baseren op het zichtbare succes, wat gemakkelijk kan leiden tot te optimistische conclusies omdat het ‘falen’ niet gezien wordt.

Een tweede, voortdurend twistpunt rondom studiesucces is of het een vorm van rendementsdenken is of niet. Als die laatste associatie de dominante wordt, diskwalificeert dat vaak het – in mijn ogen oprechte - streven naar studiesucces. Het zou dan gaan om volume willen maken, geld zou voorop staan, kwantiteit boven kwaliteit. Waarmee het al helemaal oppassen geblazen is als die druk zo hoog wordt, dat de kwaliteitsstandaard onder druk komt te staan.

Laat ik mijn opvatting nog eens helder formuleren. Kwaliteit en niveau vormen onze ankers. “Hoe hoog leg jij de lat?”, is een bekende reclamespreuk van een commercieel bedrijf. Ons adagium is: “Op deze hoogte leggen wij de lat”. En vervolgens moeten we er alles aan willen doen zoveel mogelijk studenten over die lat heen te begeleiden. Lukt ons dat een beetje? Dat wij de lat voldoende hoog leggen wordt telkens weer bevestigd in accreditatierapporten. En het lukt ons gemiddeld genomen steeds beter mensen te helpen over die lat heen te springen.

Optimisme

De hogeschoolbrede trend in studiesucces van bachelorstudenten geeft reden tot optimisme. Het eerstejaarspropedeuserendement en het vijfjaarsdiplomarendement vertonen bij voltijd/duale bachelorstudenten al meerdere jaren een stijgende lijn; van 33% (cohort 2011) naar 36% (cohort 2014). Bij de deeltijd-bacheloropleidingen is sinds dit jaar een lichte verbetering te zien, na jaren van teruglopend studiesucces. 

Ook succes in het eerste jaar, maar met een schaduwrandje

In het eerste jaar is bij voltijd/duale studenten een grote slag gemaakt: van 24% in 2011 naar 35% in 2018. Deze verbetering is gerealiseerd doordat studenten steeds vaker binnen de nominale studieduur hun P halen.

Tegelijkertijd is de uitval in het eerste studiejaar al twee jaar op rij gestegen. Daarvoor hadden we enkele jaren te maken met een daling van de eerstejaarsuitval. De uitval steeg van 35% in 2016 naar 39% in 2018. 

De vergaderzaal zit vol. Nieuwe collega’s hebben hun ‘introductie’. Ze krijgen informatie die hen moet helpen de start te maken, ze bezoeken locaties van de hogeschool waar ze wellicht in eerste instantie niet vaak zullen zijn en proeven op die manier iets van de rijkdom van de hogeschool. Ik mag hen welkom heten en vertel iets over de geschiedenis van de hogeschool, wie wij zijn, over onze prachtige gebouwen, de verbinding met de stad en onze missie. “Wat houdt u nu echt bezig”, is op enig moment een vraag uit de zaal. “Dat het ons tot op de dag van vandaag niet lukt om voor iedereen in gelijke mate de kans te bieden op succes”, is mijn spontane antwoord. 

Succes in de hoofdfase

Studenten die wél het eerste jaar doorkomen zonder vertraging, moeten we een studeerbaar programma bieden zodat zij ook de hoofdfase voortvarend doorlopen. Uit de cijfers blijkt dat dit steeds meer studenten lukt. De uitval ná het eerste jaar neemt af. Deze studenten weten steeds vaker binnen vijf jaar een diploma te behalen, maar sommige studenten hebben daar meer tijd voor nodig. Het lukt deze langstudeerders in toenemende mate om – weliswaar met vertraging – toch uiteindelijk een diploma te behalen. Ook dit is een positief signaal: steeds minder studenten vallen - na meer dan vijf jaar gestudeerd te hebben - nog uit zonder diploma.

Meer mensen gaan met een diploma de deur uit

De verbetering in het studiesucces zien we ook terug in een toename van het aantal uitgereikte diploma’s. Afgelopen studiejaar zijn 6% meer voltijd/duale bachelordiploma’s uitgereikt en 14% meer deeltijd-bachelordiploma’s dan het jaar ervoor. Deze stijging is deels het gevolg van het feit dat het aantal studenten (vierdejaars en hoger) is toegenomen. Het aantal diploma’s is echter sterker toegenomen dan de stijging van het aantal studenten, daardoor is de stijging daadwerkelijk een verbetering. Daarbinnen zijn dit studiejaar 6% méér diploma’s uitgereikt (dan het studiejaar ervoor) aan studenten die binnen de nominale studieduur zijn afgestudeerd, terwijl de populatie vierdejaarsstudenten hogeschoolbreed met 1% groeide.

Studiesucces is een samenspel van opleiding en student. Van de kant van de student moet een bepaald talent aanwezig zijn, maar mag ook een welwillende houding en inzet verlangd worden. De hogeschool moet het onderwijs zo organiseren én vooral zo aanbieden dat we de kans op succes maximaal doen zijn. Meer en meer komt in dit samenspel een derde partij aan tafel: de arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt is in sommige segmenten zo krap dat onze studenten bijna letterlijk uit de collegebanken worden gerukt. We merken dat bijvoorbeeld bij de tweedegraads lerarenopleidingen, die ook qua studiesucces al langere tijd een zorgelijke ontwikkeling doormaken (wat overigens geen exclusief Rotterdams beeld is).

De laatste jaren neemt de uitval in de eerste jaren af. Ook stijgt het P-rendement in één jaar. Tegelijkertijd hebben relatief veel studenten meer dan vier of vijf jaar nodig om af te studeren. Deel van de oorzaak: het lerarentekort. Te veel scholen bieden te veel studenten, gedurende te lange tijd een te grote baan aan. Te veel studenten staan al veel uren zelfstandig voor de klas, studeren te weinig en lopen daarmee ernstige studievertraging op. Een studieduur van zeven of acht jaar is geen uitzondering voor studenten van de tweedegraads lerarenopleidingen. Betere afspraken over het laten leren van studenten in plaats van werken, zijn hard nodig. En we zijn met de scholen waar ze voor de klas staan in gesprek om die te maken.

Niet alleen maar goed nieuws: stijging uitval en bsa bij Associate degrees

Het is moeilijk een meerjarige trend te zien bij de Ad-opleidingen omdat er de afgelopen jaren nieuwe Ad-opleidingen zijn bijgekomen in verschillende sectoren. De percentages zijn van toepassing – over de jaren heen – op zeer verschillende hoeveelheden studenten. Als we toch alle Ad-opleidingen samen nemen, dan zien we bij voltijd/duale opleidingen een sterke daling van het aandeel studenten dat na twee jaar een diploma heeft. Bij deeltijd Ad’s is wel een hoger rendement gerealiseerd dan bij de start van de Ad-opleidingen in 2011. Dit jaar valt vooral de uitval op. We zien een sterke stijging en ook in absolute zin is de uitval hoog. Zorgelijk.

Alarmfase rood

Onze cijfers leggen een nieuw fenomeen bloot. Er is een categorie havisten die de Ad-opleidingen als een tweede kans beschouwt, maar die het ook bij die opleidingen moeilijk heeft. Het valt op dat 33% van de havisten – die in 2018 startten met de opleiding – een negatief bsa kreeg. Uit onderzoek blijkt dat de meeste van deze havisten in eerste instantie voor een bacheloropleiding kozen, maar daar in het eerste jaar uitvielen. Vervolgens maakten zij de overstap naar een Ad. Het is zorgwekkend om te zien dat het een derde van de havisten ook bij een Ad niet lukt om het eerste jaar succesvol door te komen. Daar moeten we mee aan de slag.

De collega wandelt wel vaker binnen, als hij het licht ziet branden of de deur open ziet staan. Soms ben ik zo rond 6 uur wat zaken aan het afronden en dan drentelt hij binnen. Nemen we ‘de wereld’ door. Meestal gaat het over wat ons op dat moment bezig houdt. Het gesprek komt op pedagogiek, wat een kern moet zijn in onze aanpak om het succes van studenten te doen groeien. Velen binnen de hogeschool pakken deze handschoen op, velen aarzelen ook. En dan gaan we sleutelen aan curricula, de begeleiding verbeteren, de voorlichting verbeteren. Dat is allemaal heel goed, maar onze aanpak moet nog dieper het klaslokaal in. “Dat blijkt elke keer weer complex te zijn en dus zie ik soms collega’s een terugtrekkende beweging maken”, zegt hij. “Het is helemaal niet erg”, zeg ik, “Om die complexiteit te erkennen. Ons vak is ook complexer geworden en het vraagt veel van onze mensen omdat pedagogiek ook iets persoonlijks vraagt. Maar het is wel onze opdracht. En het is wel onze taak”. Dat hoef ik overigens deze collega niet uit te leggen…

De mbo’er lukt het steeds beter om af te studeren

Afgelopen jaren maakten we ons zorgen over de positie van de mbo’er. Voor het eerst kunnen we dit jaar zeggen: de mbo’er lukt het beter om af te studeren. Dat zagen we aankomen: vorig jaar spraken we al de verwachting uit dat het rendement ook bij mbo’ers zou gaan stijgen. Wat ook gebeurd is: bij mbo’ers van cohort 2014 is het vijfjaars rendement met bijna 2% gestegen.

Ongelijkheid blijft

Aan de verbetering, die we gemiddeld bij mbo’ers zien, liggen grote verschillen ten grondslag als we daarbinnen naar sekse en herkomst kijken. Datzelfde geldt overigens ook voor havisten. Dit blijkt uit onderstaande grafiek. We zien grote verschillen:

  1. Vrouwen met een Nederlandse achtergrond zijn het meest succesvol in de studie. Bij studenten met een Nederlandse achtergrond bestaat een duidelijk man/vrouw verschil.
  2. Nederlandse mannen en niet-westerse vrouwen met een havo-vooropleiding zou je de middenmoot kunnen noemen. Bij niet-westerse studenten bestaat een duidelijke tweedeling tussen vrouwen met een havo-vooropleiding enerzijds en niet-westerse vrouwen met een mbo-vooropleiding en niet-westerse mannen anderzijds.
  3. We slagen er zonder meer onvoldoende in mannen én vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond naar een diploma te begeleiden (vrouwen overigens in het bijzonder met een mbo-vooropleiding).

 

NL = Nederlandse achtergrond, NW = niet-westerse migratieachtergrond

We hebben de afgelopen jaren ervaring opgedaan met verschillende soorten aanpakken. We hebben veel tijd, energie en geld geïnvesteerd in het greep krijgen op dit weerbarstige vraagstuk. De studiekeuzecheck (gesprek en/of vragenlijst om te kijken of er een match is tussen de student en de  opleiding) is geëvalueerd en bij sommige opleidingen doorontwikkeld tot een instrument dat de inhoud en sfeer van de opleiding goed representeert. Opleidingen hebben geïnvesteerd in voorlichting, in aansluiting of in ondersteunend onderwijs. Goalsetting, de interventie waarbij studenten hun doelen expliciteren en zich daar ook aan verbinden, zorgde voor meer studiepunten en minder uitval bij de lerarenopleidingen en ons instituut voor commerciële opleidingen. De professionaliteit van docenten op het terrein van pedagogiek en didactiek is toegenomen. In WERKplaatsen is geëxperimenteerd met kleine interventies die soms grote effecten hebben op uitval.

Geïnspireerd door wat de wetenschap ons leert en een advies, dat uitbundig put uit die wetenschap én interne ervaringen, van een commissie die we op basis van een gezamenlijke vraag van het College van Bestuur én de Centrale Medezeggenschapsraad aan het werk hebben gezet, gaan we deze kennis en ervaringen nu op een meer integrale manier toepassen op opleidingsniveau. We starten een grootschalig, meerjarig programma waarin niet de interventies centraal staan, maar de opleidingen zelf. We gaan al onze kennis en ontwikkeld instrumentarium de klas inbrengen. In het programma Grip op Onderwijskwaliteit en Studiesucces (GOS) ontwikkelen (in eerste instantie 16, later meer) opleidingen tegelijkertijd een integrale aanpak. Na grondige analyse, in gesprek met studenten en zowel vanuit onderwijskundig en pedagogische perspectief als vanuit team- en leiderschapsontwikkeling. De opleidingen gaan met en van elkaar lerend aan de slag, met inzet van gerespecteerde interne en externe deskundigen. Per opleiding komen andere accenten te liggen, onderzoekend en delend wat werkt.  We financieren dit vanuit de middelen verbonden met de Kwaliteitsafspraken. 

We boeken voortgang, waar het gaat om studiesucces. Dat feest moeten we vieren. Niet omdat we rendementsdenkers zijn, maar omdat elke student die met succes afstudeert een ticket naar een toekomst heeft. We zien ook dat het een weerbarstig en complex vraagstuk is met oude (ongelijke verdeling) en nieuwe (effect van de arbeidsmarkt en ontwikkeling Ad-opleidingen) vraagstukken. Hetgeen ons er niet van weerhoudt er met volle energie aan te werken.

Over de auteur

Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam

Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.

Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.