Menu
English

Ontmoeting 137 | "We hebben andere katjes te geselen"

Wat is belangrijk in het hoger onderwijs op dit moment? En hoe kunnen we hierbij leren van het verleden? Ron Bormans laat zien wat zijn standpunten hierin zijn.

Ik vind het Nederlands een mooie taal. Ik kan er zeker van genieten als ik Vlamingen de taal hoor spreken. Misschien omdat ik zelf voor een belangrijk deel Vlaams bloed in mijn aderen heb. Ik kom regelmatig in Vlaanderen en ben dan altijd alert op de unieke vorm die zij aan het Nederlands geven. Zo zat ik vorige week in een bijeenkomst waarin de inleider zich hardop afvroeg of het verstandig was tegen een bepaald besluit beroep aan te tekenen. Hij zag er uiteindelijk van af. De kansen werden niet hoog ingeschat, gezien de interpretatie van de centrale criteria en andere zaken verdienen meer aandacht:  “We hebben andere katjes te geselen op dit moment”. De vergadering knikte instemmend. 

Januari 1985, Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, Zoetermeer 

Wat was ik blij. Aan de slag bij het Ministerie van Onderwijs. De arbeidsmarkt was niet best in die tijd. Dus dat jaarcontract, voor 2,5 dag in de week, schaal 9, was een geschenk. Zeker omdat ik het kon combineren met een tijdelijke aanstelling als beleidsonderzoeker op de universiteit in Nijmegen. Dus twee dagen in de week lopend naar mijn werk, drie dagen met de trein van Nijmegen naar Zoetermeer. Ik stond te kijken hoeveel mensen dat deden: een volle coupé, eerste klas, tegen de prijs van de tweede klas. 

Onwennig zijn ze, die eerste dagen. “Dit moet je goed lezen”, zei een van de dames van het secretariaat tegen me, terwijl ze een document binnen droeg. Ze droeg het document met haar beide handpalmen omhoog, als een soort eerbetoon. Het was de HOAK-nota, een nota waar we het anno 2019 nog steeds over hebben. 

Autonomie en Kwaliteit 

De nota beoogde te komen tot een andere verhouding tussen overheid en instellingen hoger onderwijs. De verantwoordelijkheid voor organisatie en inhoud werd meer nadrukkelijk bij de instellingen gelegd. Hogere kwaliteit, maar zeker ook de wens te komen tot een meer gedifferentieerd bestel, was één van de motivaties. De overheid werd ‘gedisciplineerd’ doordat een ordelijk planningsproces ontworpen werd, hetgeen de overheid de ruimte bood tweejaarlijks haar opvattingen met het veld te delen, op een hoger aggregatieniveau dan de individuele opleiding of de sector. Ik werd al snel mede-projectleider van het zogeheten HOOP: Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan. 

Dialoog

In het HOOP stond het overheidsplan in verbinding met planvorming door de instellingen. Er was een soort iteratie voorzien met een wederzijdse erkenning van verantwoordelijkheden én de overlap daarin. De brug zou geslagen worden, zo schreven wij ambtenaren in zowat elke brief die we in die tijd voor de minister opstelden, door middel van een dialoog. Verantwoordelijkheden werden niet tot twee cijfers achter de komma uitgesplitst, maar er was een erkenning van een grijs gebied van overlap. En dat zouden we invullen door met elkaar het gesprek te voeren en te proberen samen conclusies te trekken.

De HOAK-nota is onderdeel geworden van ons collectief verhaal. Kwaliteit en autonomie zijn veel gebruikte begrippen in ons discours. Over dialoog hebben we het tegenwoordig beduidend minder vaak. Daar is iets anders voor in de plaats gekomen: centrale regie, contracten, kaders, afvinken.

Dinsdag 18 juni 2019, 10.00 uur – 13.00 uur, Beleidsdoorlichting Hoger Onderwijs, Ministerie van OCenW, Den Haag

Het NRO (Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek), onderdeel van NWO, coördineert en financiert onderwijsonderzoek, zo valt te lezen op haar website. Ze doet dat met het oog op verbetering en vernieuwing van het onderwijs. Vandaag gaat het niet direct over onderwijs. Het NRO is gevraagd door het ministerie van OCenW het beleid door te lichten en het NRO heeft op haar beurt  een commissie onder leiding van de Utrechtse hoogleraar Marijk van der Wende gevraagd daar invulling aan te geven. Vandaag zijn deskundigen bijeen die de commissie voeden met hun inzichten, veelal juridisch, beleidsmatig of bestuurskundig van aard. Ik mag de bijeenkomst afsluiten. Veel van de aanwezigen laten hun analyse starten bij het gedachtegoed van de HOAK-nota.

Het stelsel op scherp

Mijn bijdrage leunt voor een deel op de nadeinende emotie als gevolg van het AWTI-rapport (Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie ‘Het stelsel op scherp’. Ik schrok van dat rapport. En dan met name van het voorgestelde besturingsmodel. Het rapport lijkt een apotheose te zijn van een andere manier van sturen. Niet met het geduld en vertrouwen dat blijkt uit concepten als ‘dialoog’, maar veeleer het ongeduld en wantrouwen dat blijkt uit begrippen als de overheid moet ‘de regie nemen’, bindende afspraken maken, de bekostiging een uitdrukking laten zijn van kwaliteit en missie, met raden van Toezicht ‘afspraken maken’ opdat zij de bestuurders dwingen om …

Hoogvlakte

De autonomie van instellingen heeft ons gebracht waar we nu staan. De Nederlandse universiteiten vormen met zijn allen een erkende hoogvlakte. Kijk naar de top 200 van welk lijstje dan ook. Leg je oor te luisteren bij de Amerikaan of Aziaat met kennis van het hoger onderwijs. Bij het horen van Leiden, Delft, Rotterdam of Wageningen, gaan de ogen twinkelen. De hogescholen zijn moderne organisaties die erkend hogere kwaliteit leveren, dan - laten we zeggen - zo’n tien jaar geleden. Organisaties die elke vergelijking aankunnen met hun Duitse of Vlaamse collega’s.

Lees al die rapporten van de accreditatieorganisatie NVAO, de Onderwijsinspectie, de overheid, de OECD (Organisation for Economic Co-operation and Development er maar op na. Kijk naar de lijstjes waarin de innovatiekracht van Nederland hoog scoort. En toch is er een sterke behoefte greep te krijgen op het systeem, het gedrag van bestuurders de goede richting uit te conditioneren. Koester die kwaliteit en de waarde die daar onder ligt: universiteiten en hogescholen die de autonomie genieten om de weg in te gaan die ingegaan moet worden; ingekaderd door sterk intern toezicht en medezeggenschap, met respect voor de professionele autonomie van docenten en onderzoekers, transparant door een houding van verantwoording willen afleggen, openstaand voor wat de samenleving ons vraagt. En als iemand dat mag formuleren, dan is het de minister, met haar democratisch mandaat. “We moeten het weer eens over sturing hebben”, zo luidt de titel van mijn lezing voor de commissie.

Centraal beleid is de natuurlijke bondgenoot van uniformiteit

Er is een soort bestuurskundig mechanisme dat bevordert dat centraal beleid eerder tot uniformiteit leidt dan tot variëteit. Dat komt natuurlijk omdat centraal beleid altijd een referentie zal hanteren die de werkelijkheid dwingt c.q. uitnodigt daar aan te voldoen. Dat is het mechanisme dat ervoor zorgt dat centraal beleid snel verwordt tot afvinken. Daar zit nog een dieper liggend mechanisme onder: het legitimeren dat je uniek bent is moeilijker dan het legitimeren dat je bent zoals anderen.

Dat zie je terug bij accrediteringsprocessen. Als een opleiding bij standaard 1 van de accreditering (wie ben je als opleiding, wie wil je zijn en wat is je profiel?) aangeeft uniek te zijn, trekt die opleiding de bewijslast naar zich toe. Als de opleiding zegt dat zij is wat iedereen is, dan is de legitimatie al snel een feit. Centraal beleid verwordt snel tot het zetten van de juiste, voorgesorteerde of ‘uitgemiddelde’ vinkjes.

We hebben andere katjes te geselen dan het zetten van een vinkje 

De HOAK-nota, het rapport van de Commissie Veerman en ook nu weer het rapport van de ATWI, zoeken naar de condities waaronder het Nederlandse hoger onderwijs meer variëteit te zien kan geven. Elk mechanisme dat aanleiding geeft om die uniformerende tendens te versterken, moet je dan tegen het licht willen houden. Dus snap ik dat de minister naar het bekostigingsmodel kijkt. Maar laten we dat wel doen door de kracht van een vitale, autonome universiteit of hogeschool te onderkennen en te erkennen. En niet de schijnoplossing zoeken van contracten of andere centrale oplossingen, die eerder uniformiteit tot gevolg zullen hebben dan de zo noodzakelijke variëteit. 

We hebben echt andere katjes te geselen dan het zetten van het goede vinkje.

 

Over de auteur

Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam

Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.

Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.