Menu English

Ontmoeting 111 | Boos

Tweewekelijkse blog van Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur

Mensen zijn soms boos. Mensen zijn tegenwoordig vaak boos. Ook in dat aangeharkte en relatief welvarende Nederland. En niet alleen het deel van Nederland dat niet profiteert van die welvaart, ook onder mensen die dat wel doen, zit boosheid.

Docenten zijn soms boos. Docenten zijn tegenwoordig misschien wel vaker boos dan we denken. Ook in dat goed georganiseerde Nederland, met een onderwijssysteem dat weliswaar krasjes vertoont, maar internationaal nog steeds niet misstaat. En die boosheid zit niet alleen bij de leraar die in het primair onderwijs veel te weinig verdient voor heel moeilijk werk onder vaak zware omstandigheden. Ook onder docenten die relatief goed verdienen, met een geordend leven zit boosheid.

De zomer is begonnen

Op een warme zaterdag rijd ik naar Driebergen. Eerst even mijn oudste zoon afzetten in Utrecht en dan meteen door naar het jaarcongres van Beter Onderwijs Nederland (BON). Tussen Utrecht en Driebergen zie ik hoe de natuur explodeert. Ik ben gevraagd te spreken en mijn visie te geven op vraagstukken zoals de kwaliteit van het beroepsonderwijs en de rol van het Engels in het hoger onderwijs. Ik doe dat vanuit het essay (hier kom ik verder in mijn blog op terug) dat ik in 2016 geschreven heb.

Als je googelt op 'Beter Onderwijs Nederland' en je klikt door naar de gelijknamige Wikipedia-pagina, zie je daar een opsomming van kernpunten die zo afkomstig kunnen zijn uit de verkiezingsprogramma's van een brede range van politieke partijen. Het doet tevens denken aan de strategie van menig onderwijsbestuur of –koepel: docenten bepalen hoe het vak gegeven moet worden, onderwijs moet verzorgd worden door hoogopgeleide docenten, geld moet naar het onderwijs en het management moet zich dienstbaar opstellen. Ik denk dat er – met wat nuances hier en daar – een breed nationaal akkoord te sluiten is, met deze uitgangspunten als kern. En toch polariseert het debat vaak, in plaats van dat het zich beweegt richting een nationale consensus.

Demoniseren

Heel veel onderwijsmensen nemen de moeite om op een van de mooiste zaterdagen in april ooit naar het congres te komen. Voorzitter Ad Verbrugge gebruikt dat gegeven om in zijn openingswoord te illustreren hoe toegewijd onderwijsmensen zijn. Waarna die toegewijde mensen op een boze, soms woedende toon toegesproken worden door de eerste spreker: Ton van Haperen. Die boosheid resoneert in de zaal. Het publiek is enerzijds trots op het vak, tegelijkertijd ook boos. Als je die boosheid uit de context van de inhoud trekt, heeft die wat onaangenaams. Er worden dan dingen over mensen gezegd die je demoniserend zou kunnen noemen. Ik merk dat ik (de enige bestuurder in de zaal) mezelf de vraag stel: zou ik ook wel eens zo over de tong gaan?

Het is ook verleidelijk om sec op die boosheid te reageren door jezelf af te sluiten van wat er gezegd wordt. Waarom zou je immers luisteren naar boze mensen? Waarom zou je luisteren naar boodschappen die agressief verpakt worden? Het is te makkelijk. Want onder die boosheid zit namelijk wel een kern van waarheid.

Het Nederlandse onderwijs glijdt af

De Inspectie van het Onderwijs had ruim een week eerder opnieuw de noodklok geluid. Ons onderwijs verliest kwaliteit. De jaren hiervoor ging die noodklok vooral over het toenemen van de kansenongelijkheid, nu kwam daar een dimensie bij: het niveau daalt. Een cocktail van opvattingen en emoties was het gevolg, met als dominante lijn zorg en boosheid. Dat rapport fungeerde als olie op het vuur van de zaal: in de zaal was de teloorgang van het onderwijs al decennia geleden aangekaart.

De boosheid verklaard

Maar er gebeurt niets mee, zo is de heersende opvatting. Nu gebeurt er iets waar jaren voor gewaarschuwd is. Waar in een meetup bijeenkomst de oorzaak gezocht zal worden in een gebrek aan innovatie in het onderwijs, krijgt hier de vernieuwingsdrift de schuld. De modernismen van het competentiegericht onderwijs duiken steeds weer op. Het Engels verovert de Nederlandse universiteiten in rap tempo. De leraar marginaliseert steeds verder, laat zich ook marginaliseren. Het rapport-Schnabel met de nadruk op de 21st century skills toont zich een ware fenix – ondanks stevige kritiek – in de vorm van curriculum.nu. Iets van een verklaring van de boosheid dringt zich op: het niet gehoord worden. Het niet écht gehoord worden. Zoals de boosheid van de oudere man die mij in de pauze aanspreekt: hij had veertig jaar geleden al gewaarschuwd voor de uitwassen van de lumpsum financiering... Of de dame die me met natte ogen vertelt dat haar bestuurder haar ooit – twintig jaar geleden – geschoffeerd heeft. Is de boosheid van deze onderwijsmensen niet vergelijkbaar met veel boosheid in de Nederlandse samenleving: het gevoel hebben niet gezien of gehoord te worden? Het gevoel hebben dat 'het' maar doorgaat? Het gevoel hebben dat de macht er uiteindelijk alleen is voor zichzelf?

Terug naar de inhoud

Het eigen gelijk voelt altijd goed. De collectief gedeelde boosheid is zalf op de gekrenkte ziel. Maar het helpt niet. Het maskeert de mooie kant van het gezelschap: de trots die er onmiskenbaar is en die hoort bij een zelfbewuste groep professionals. Wat belangrijker is: het leidt ertoe dat het gesprek steeds moeizamer wordt. Je moet de boosheid eraf schrapen om weer bij de boodschap te komen. En dan zie je een probleemduiding die ik met zoveel woorden beschreven heb in het essay Samen Leven in de Moderne Samenleving. We moeten linksom of rechtsom de uitvoering van het onderwijs aan de docent teruggeven; het is een centraal element in de strategie van Hogeschool Rotterdam. We moeten heel voorzichtig zijn met onderwijsvernieuwing die in het verleden heeft aangetoond het onderwijs te kunnen ontregelen. Onderwijswetenschappers zoals Casper Hulshof, Pedro de Bruykere en Paul Kirschner wijzen terecht op de vaak slechte empirische onderbouwing van onderwijsvernieuwingen. Dit soort ondoordachte vernieuwingen, vaak slecht doordacht in de uitvoeringsconsequenties, kunnen leiden tot extra werkdruk en verbittering.

Het is belangrijk dat docenten niet naïef achter elke hype aanlopen. Ik bepleit zelf tijdens mijn lezing dat de beste voorbereiding op een onzekere toekomst bestaat uit het de studenten alles te leren van het heden en het verleden. Als we geen bewustzijn hebben van het verleden, kunnen we als een pendule van de ene hype naar de andere zwaaien zonder te onthouden wat het oplevert, zonder te leren.

Nederlands is de taal van het publieke domein

We moeten ook niet toestaan dat het hoger onderwijs sluipenderwijs 'verengelst'. Maar het is jammer dat dat laatste in de rechtszaal uitgevochten moet gaan worden, alhoewel ik dat ook wel weer een beetje begrijp. In haar afscheidsrede schetste Annette de Groot, inmiddels emeritus hoogleraar Experimentele taalpsychologie, afgelopen najaar het beeld van de opleiding psychologie in Nederland, waarin nog maar op twee plekken in het Nederlands college wordt gegeven, in de veronderstelling dat ook daar de tucht van de studentenmarkt zijn werk gaat doen. In haar rede over meertaligheid en de verengelsing van het universitaire onderwijs brak zij een lans voor het blijvend gebruik van het Nederlands als onderwijs- en onderzoekstaal aan Nederlandse universiteiten.

Ook ik houd regelmatig een vurig pleidooi om het Nederlands te koesteren: de taal van ons publieke domein, de taal die ons verbindt in dat publieke domein. En dat we op opleidingsniveau moeten verklaren waarom een aantal opleidingen inderdaad in het Engels moet. Ongeveer 10 procent van onze studenten krijgt les in het Engels.

De boosheid voorbij

De zorgvuldige en kritische houding van professionals is kortom hard nodig. Maar als je niet uitkijkt, en als er niet geleerd wordt, vervormt die kritische in een cynische houding. En cynisme is net zo kwalijk voor het onderwijs als naïviteit. De naïeveling laat zich wellicht voor een karretje spannen. De cynicus biedt geen alternatief of leiderschap. Cynisme verpakt in boosheid slaat het gesprek dood. Als we, zoals ik en steeds meer onderwijsmensen met mij, naar een vorm van onderwijs willen waarin docenten vanuit hun professionaliteit verantwoordelijkheid nemen voor de kwaliteit (we zoeken nog een Nederlandse uitdrukkingsvorm voor 'professionals governance'), dan moeten we zorgvuldig navigeren tussen naïviteit en cynisme. Een professionele houding, leren van het verleden, luisteren naar de wetenschap en open staan voor de opvatting van de ander, helpen dan.

Over de auteur

Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam

Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.

Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.